ECLI:NL:RBDHA:2023:21201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat volgens hem Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiser en verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. Eiser voert aan dat er in Kroatië geen vertrouwen kan zijn in de behandeling van zijn aanvraag vanwege pushbacks en slechte opvangomstandigheden. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit in twijfel trekken. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen, en dat er geen aanleiding is voor het aanvragen van een BMA-advies met betrekking tot eisers medische toestand. De rechtbank wijst ook het subsidiaire verzoek van eiser om toewijzing van de voorlopige voorziening af, omdat de omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38349
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.C.J. Letmaath),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. L. Hartog).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, dhr. Salim als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, vanwege pushbacks. Eiser is, anders dan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraak van 13 september 2023², van mening dat niet kan worden uitgegaan van de informatie van de Kroatische autoriteiten. Verder is wel degelijk sprake van pushbacks van vreemdelingen die zich niet direct in de grensregio bevinden. Eiser wijst op het AIDA-rapport, update 2022, het ECRE- nieuwsbericht van 12 mei 2023³, een rapport van VN-organisatie Ocha van 26 september 2023⁴ en op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 2023⁵. Eiser wijst er ook op dat Kroatië het claimverzoek heeft geaccepteerd op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Volgens eiser benadrukt dit nog eens dat zijn asielaanvraag niet inhoudelijk zal worden behandeld. Eiser heeft verder gewezen op zijn eigen ervaringen in Kroatië, zoals mishandelingen en slechte opvangomstandigheden. Subsidiair verzoekt eiser om toewijzing van de voorlopige voorziening, in verband met de gestelde prejudiciële vragen door deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch⁶.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Kroatië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Kroatische autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van Kroatië heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling oordeelde weliswaar op 13 april 2022⁷ dat de staatssecretaris nader onderzoek diende te doen naar het risico voor Dublinclaimanten op pushbacks na overdracht nu er serieuze aanknopingspunten in de landeninformatie waren dat pushbacks ook plaatsvonden bij vreemdelingen die - al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië - door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU- lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden. Uit de recente uitspraak van de Afdeling van 13

2.ECLI:NL:RVS:2023:3411.

3 https://ecre.org/balkan-route-and-eastern-borders-ongoing-violent-pushbacks-from-croatia-to-bosnia
-and-herzegovina-pope-francis-urge-hungarians-to-open-doors-to-migrants-latvia-criminalises- migrants-rights-defender/.
4 https://reliefweb.int/report/croatia/keep-moving-balkan-route-no-quarter-afghan-asylum-seekers- croatia-and-serbia/.
6 uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
september 2023⁸ volgt echter dat de staatssecretaris op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek ten aanzien van Kroatië uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in de rapporten die eiser heeft aangehaald geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. In het AIDA-rapport, update 2022, staat dat Dublinterugkeerders in beginsel geen belemmeringen ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure. In het AIDA-rapport wordt met name ingegaan op pushbacks aan de buitengrenzen, en worden geen pushbacks beschreven waarbij blijkt dat het gaat om Dublinclaimanten. In het nieuwsbericht van ECRE van 12 mei 2023 en het rapport van Ocha van 26 september 2023 wordt gesproken over deportaties over het hele grondgebied van Kroatië en op grotere afstanden van grens. Uit de rapporten blijkt echter niet dat de deportaties plaatsvonden bij vreemdelingen die - al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië – door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU-lidstaten. De rapporten die eiser heeft aangehaald leveren dus geen concrete aanknopingspunten op dat Dublinterugkeerders te maken zullen krijgen met pushbacks.
Ook de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in de in die uitspraak vermelde rapportages en artikelen weliswaar pushbacks worden beschreven, maar nergens wordt beschreven dat het gaat om pushbacks jegens Dublinclaimanten. Gezien de toepasselijke bewijslastverdeling acht de rechtbank concrete informatie juist over hun positie onmisbaar.
8. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het feit dat de Kroatische autoriteiten het claimakkoord geaccepteerd hebben op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening, niet tot een ander oordeel. De Kroatische autoriteiten hebben met het uitdrukkelijke claimakkoord van 24 oktober 2023 gegarandeerd dat zij het verzoek van eiser om internationale bescherming zullen behandelen (op de wijze als beschreven in artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening) en gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ervan worden uitgegaan dat de Kroatische autoriteiten hierbij hun verdragsverplichtingen en verplichtingen die voortvloeien uit de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van het asielrecht zullen naleven. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Kroatië Dublinclaimanten, ondanks een claimakkoord (op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening), in strijd met de Europese regels terugstuurt naar zijn land van herkomst. Er zijn evenmin concrete aanwijzingen dat Kroatië een ander land zal verzoeken tot overname of terugname. Als eiser problemen ervaart in Kroatië met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure of indien hij andere problemen ervaart, dient hij zich daarover te beklagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Het is niet gebleken dat dit voor eiser onmogelijk is of bij voorbaat zinloos is. Wat betreft de slechte ervaringen van eiser in Kroatië overweegt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Dublinterugkeerder in een vergelijkbare situatie zal terechtkomen en niet is gebleken dat klagen bij voorkomende problemen zinloos zal zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om deze zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen die zijn gesteld over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023, r.o. 3.1., waar is overwogen dat in een

8.ECLI:NL:RVS:2023:3411.

situatie als deze de hiervoor genoemde prejudiciële vragen beantwoord kunnen worden aan de hand van de jurisprudentie van het Hof. Gelet op wat is overwogen onder 6. tot 8. leiden de tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië er niet toe dat voor Dublinclaimanten in het algemeen of voor eiser specifiek een reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. Het subsidiaire verzoek tot aanhouding wordt daarom afgewezen.
Het arrest C.K.
10. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris hem niet mag overdragen aan Kroatië omdat overdracht door zijn medische/psychische toestand kan leiden tot een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eisers verwijst daarbij naar het arrest C.K. van het Hof van Justitie van de EU.⁹ Eiser is in Kroatië geschopt door de politie en heeft daardoor nog steeds last van zijn schouders. Mede door zijn ervaringen in Kroatië heeft hij ook psychische klachten, en overdracht naar Kroatië zal veel stress opleveren. Eiser heeft hiertoe afspraakbevestigingen met de POH-GGZ, een foto van een medicijnendoosje met Sertraline en een verklaring van zijn zus overgelegd. Eiser stelt dat de staatssecretaris een BMA-advies had moeten opvragen.
11. Uit het arrest C.K. en de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2017¹⁰volgt dat de staatssecretaris een BMA-advies dient op te vragen als uit objectieve medische gegevens blijkt dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een zodanig ernstige invloed heeft op zijn mentale of fysieke toestand dat er sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken die eiser heeft overgelegd niet blijkt dat zijn klachten verband houden met Kroatië, of dat zijn toestand bij overdracht naar Kroatië aanzienlijk zal verslechteren. De staatssecretaris hoeft daarom geen BMA-advies te vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 Dublinverordening
12. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen. Eiser is in Kroatië onmenselijk behandeld, waardoor hij medische en psychische klachten heeft. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom daarin geen aanleiding is gezien om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. Eiser verwijst hiertoe naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 11 oktober 2023¹¹ en 10 november 2023¹². Verder wil eiser graag bij zijn zus in Nederland blijven. Eiser krijgt emotionele ondersteuning van zijn zus en is andersom ook erg met haar begaan, omdat zij haar zoontje bij moet staan tijdens zijn behandeling tegen leukemie.
13. De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris kan op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening een asielaanvraag onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen. Dat is een discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft daar dus veel vrijheid in zijn beoordeling. De rechtbank toetst terughoudend of de staatssecretaris gebruik had moeten maken van deze bevoegdheid.
9 Arrest van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (C.K.).
14. De rechtbank acht de door eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. Er is namelijk niet gebleken dat eiser in Kroatië geen adequate zorg kan krijgen voor zijn medische en psychische klachten. Hij heeft medicatie en heeft gesprekken bij de Poh-GGZ. Verweerder mag ervan uitgaan dat er in Kroatië vergelijkbare zorg is. Wat betreft de ervaringen van eiser in Kroatië heeft de staatssecretaris terecht opgemerkt dat het op de weg ligt van eiser om hierover te klagen bij de Kroatische autoriteiten. Niet is gebleken dat dit van eiser niet verwacht mag worden of niet mogelijk is. Verder is begrijpelijk dat eiser bij zijn zus wil blijven, ook vanwege de ziekte van haar zoontje. Er is echter niet gebleken dat tussen hen sprake is van een afhankelijkheidsrelatie of zorg die uitsluitend door eiser kan worden verleend. Ook kunnen zij op afstand contact onderhouden. De staatssecretaris mocht daarom ook dit onvoldoende vinden om aan te nemen dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht naar Kroatië onevenredig hard is. De beroepsgrond slaagt niet.
Werkzaamheden voor de NAVO
15. Eiser voert aan dat hij in Afghanistan heeft werkzaamheden heeft verricht voor NAVO militairen. Dit heeft hij met stukken onderbouwd. Eiser stelt dat de staatssecretaris in deze procedure had moeten beoordelen of hij in aanmerking zou kunnen komen voor evacuatie naar Nederland.
16. Voor zover eiser hiermee bedoelt dat hij vreest voor indirect refoulement, overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem. Uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 30 november 2023¹³ volgt dat de rechtbank zich dan niet mag onderzoeken of er in Kroatië een risico op schending van het verbod op refoulement bestaat. Als eiser bedoelt dat de staatssecretaris vanwege zijn werk bij de NAVO toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, slaagt dit ook niet. Eiser stelt in zijn beroepsgronden dat hij onder meer voor Duitse NAVO militairen heeft gewerkt, en geen naam kent van een Nederlandse militair. Er is dus niet gebleken dat eiser voor Nederland werkzaamheden heeft verricht. Eiser heeft ook verder niet toegelicht waarom deze omstandigheid maakt dat overdracht naar Kroatië onevenredig hard is. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

13.ECLI:EU:C:2023:934.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 december 2023
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.