ECLI:NL:RBDHA:2023:21191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
SGR 21/7086 en SGR 22/4413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de definitieve jaarafrekening Zorgverzekeringswet voor een Belgische eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 december 2023, beoordeelt de rechtbank de beroepschriften van eiseres tegen de definitieve jaarafrekening over zorgjaar 2019 en 2020, waarin de definitieve bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) van eiseres is vastgesteld. Eiseres, woonachtig in België, heeft bezwaar gemaakt tegen de jaarafrekeningen, omdat zij van mening is dat deze onrechtmatig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 4 juli 2017 pensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en dat zij als verdragsgerechtigde is aangemerkt. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de inhoudingen op het pensioen van eiseres beoordeeld, waarbij eiseres aanvoert dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan schending van het Europees Unierecht en dat zij onverzekerd is door toedoen van verweerder.

De rechtbank concludeert dat de inhoudingen op het pensioen van eiseres rechtmatig zijn, aangezien de regels van de Europese Verordening en de Zvw van toepassing zijn. Eiseres is verplicht om de buitenlandbijdrage te voldoen, en de rechtbank oordeelt dat er geen strijdigheid is met het Europees Unierecht of schending van de soevereiniteit van België. De rechtbank wijst de beroepschriften van eiseres af, waardoor zij geen gelijk krijgt en het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/7068 en SGR 22/4413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (België), eiseres

(gemachtigde: H.J. de Vries),
en

het Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de twee beroepschriften van eiseres tegen de definitieve jaarafrekening over zorgjaar 2019 (SGR 21/7086) en over zorgjaar 2020 (SGR 22/4413), waarin de definitieve bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) van eiseres is vastgesteld.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 28 september 2021 en 8 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij die besluiten gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepschriften gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen op 7 augustus 2023 laten weten dat zij na het sluiten van het vooronderzoek op basis van de stukken uitspraak kon doen. Hierop heeft eiseres aangegeven een zitting noodzakelijk te achten.
1.4.
Eiseres heeft op 3 november 2023 aanvullende stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft geen van partijen deelgenomen. De gemachtigde van eiseres heeft van te voren laten weten dat hij en eiseres niet zouden verschijnen ter zitting. Hierop heeft verweerder besloten ook niet te verschijnen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woont in België en ontvangt vanaf 4 juli 2017 pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Verweerder heeft eiseres op basis van de Zvw aangemerkt als verdragsgerechtigde vanaf die datum en een E121-formulier aan eiseres toegezonden om zich aan te melden bij een ziekenfonds in haar woonland. Tot de pensioengerechtigde leeftijd was eiseres meeverzekerd met haar echtgenoot, maar omdat eiseres verdragsgerechtigde is geworden vanaf de datum dat zij haar AOW ontvangt, heeft verweerder eiseres afgemeld bij de Belgische verzekeraar waar zij meeverzekerd was, op de grond dat er sprake is van een eigen recht van eiseres.
2.1.
In de jaarafrekening over 2019 van verweerder is vastgesteld dat eiseres een Zvw-bijdrage (hierna: buitenlandbijdrage) verschuldigd is van € 1.203,86. Er is
€ 1.203,62 ingehouden op het pensioen. Het restbedrag van € 0,24 is kwijtgescholden door verweerder, omdat de vorderingskosten niet in verhouding staan tot het te vorderen bedrag. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de jaarafrekening omdat zij van mening is dat deze onrechtmatig is. In het bestreden besluit heeft verweerder eiseres geen gelijk gegeven en heeft hij de jaarafrekening niet herzien.
2.2.
In de jaarafrekening van 2020 van verweerder is vastgesteld dat er een buitenlandbijdrage verschuldigd is van € 1.208,29 en dat er € 1.208,07 is ingehouden op het pensioen van eiseres. Het restbedrag van € 0,22 is eveneens kwijtgescholden door verweerder, omdat de vorderingskosten niet in verhouding staan tot het te vorderen bedrag. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de jaarafrekening van 2020 omdat zij van mening is dat deze onrechtmatig is. In het bestreden besluit heeft verweerder eiseres geen gelijk gegeven en heeft hij de jaarafrekening niet herzien.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de definitieve jaarafrekening van verweerder over zorgjaar 2019 en 2020. In deze zaak komt dat neer op een beoordeling van de juistheid van verweerder om voor zorgjaar 2019 het bedrag € 1.203,62 in te houden, en voor zorgjaar 2020 om het bedrag € 1.208,07 in te houden op het pensioen van eiseres. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

Wat vindt eiseres

4. Eiseres betwist de rechtmatigheid van de inhouding. Eiseres stelt dat zij sinds 2017 geen ziektekostenverzekering heeft in België door fraude, valsheid in geschriften en knevelarij door verweerder. Eiseres voert aan dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan schending van het Europees Unierecht, specifiek het vrij verkeer van diensten zoals neergelegd in artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Verder voert eiseres aan dat verweerder haar verzekerde status heeft geschonden, alsmede de soevereiniteit van België. Tot slot misbruikt verweerder de Europese uitwisselingsformulieren volgens eiseres.
Wat oordeelt de rechtbank
5. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de definitieve jaarafrekening van verweerder en de inhouding van de Zvw-bijdrage gaat het om de beantwoording van de vraag of eiseres verdragsgerechtigde is.
6. In eerdere uitspraken met betrekking tot zorgjaar 2017 en 2018 hebben de rechtbank en in hoger beroep de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat eiseres verdragsgerechtigd is. [1]
7. Op de situatie van eiseres zijn de Europese Verordening (EG) 883/2004 (de Verordening), de Zvw en de Regeling zorgverzekering van toepassing.
8. Ingevolge artikel 24 van de Verordening heeft een rechthebbende op een wettelijk pensioen of uitkering die in een andere lidstaat van de Europese Unie is gaan wonen, recht op medische zorg in het woonland, ten laste van het pensioenland, voor zover die gepensioneerde in zijn woonland geen persoonlijk recht heeft op zorg.
9. Ingevolge artikel 30 van de Verordening mag vervolgens het pensioenland op de pensioenen van deze gepensioneerden een bijdrage inhouden, indien de kosten voor medische zorg voor rekening komen van het pensioenland.
10. Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw zijn de in het buitenland wonende personen die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland een buitenlandbijdrage verschuldigd. De wijze waarop die bijdrage wordt berekend, is neergelegd in artikel 6.3.1 tot en met 6.3.4 van de Regeling Zorgverzekering.
11. Op grond van deze regels is verweerder verplicht aan eiseres een buitenlandbijdrage in rekening te brengen. Over deze regels heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in het arrest van 14 oktober 2010 (zaak C-345/09) overwogen dat de bepalingen van Verordening 1408/71 (thans vervangen door de Verordening) die betrekking hebben op de vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling, een volledig stelsel van conflictregels vormen, welke conflictregels dwingend gelden voor de lidstaten. Het is daardoor uitgesloten dat de sociaal verzekerden op wie die regels van toepassing zijn, de gevolgen ervan teniet kunnen doen doordat zij ervoor zouden kunnen kiezen zich eraan te onttrekken. Nu sprake is van dwingend recht, is eiseres verplicht om over zorgjaar 2019 en 2020 de buitenlandbijdrage te voldoen.
12. Uit het voorgaande kan redelijkerwijs niet geconcludeerd worden dat er sprake is van strijdigheid met Europees Unierecht dan wel een schending van de soevereiniteit van België, aangezien de werkwijze van verweerder juist verdragsconform is.
13. De stelling dat eiseres onverzekerd is door toedoen van verweerder volgt de rechtbank niet. Eiseres kan zich zelfstandig laten verzekeren. Daar was de toezending van het E121-formulier door verweerder voor bedoeld. Voor zover de niet verzekerde status volgens eiseres ziet op het ontbreken van een EHIC-kaart, merkt de rechtbank op dat deze aan te vragen is bij het CAK. Dat eiseres daar geen gebruik van maakt als gevolg van haar opvattingen over de Verordening en de daarop gebaseerde regelgeving, komt voor haar eigen rekening en risico.
14. Het overige dat eiseres in haar beroepschrift heeft betoogd, valt niet binnen de reikwijdte van het bestreden besluit. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

15. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een veroordeling in eventuele proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van rechtbank Den Haag van 19 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4345 en van de CRvB van 4 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:857.