ECLI:NL:RBDHA:2023:21111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling en rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, is op 29 november 2023 in vreemdelingenbewaring gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 11 december 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiser rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris de maatregel niet tijdig had omgezet en dat hij niet correct was geïnformeerd over de redenen van zijn bewaring. De rechtbank constateerde dat er inderdaad een gebrek was in de informatievoorziening, maar oordeelde dat dit gebrek niet automatisch leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank overwoog dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn rechtsmiddelen in te stellen en dat hij niet in zijn belangen was geschaad.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te handhaven, en dat er geen lichter middel beschikbaar was. Eiser had geen inspanningen geleverd om zijn terugkeer naar Marokko te bespoedigen, en de rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37564
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Faber), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Inleiding

Op 29 november 2023 heeft verweerder (de staatssecretaris) eiser in vreemdelingenbewaring (bewaring) gesteld, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.S. Choukti. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiser rechtmatig is.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en is geboren op [1993] .
De grondslag van de maatregel van bewaring
2. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring niet tijdig heeft omgezet. De asielaanvraag van eiser is op 20 november 2023 afgewezen, waarna de maatregel pas op 29 november 2023 is omgezet van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw naar artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
3. De beroepsgrond slaagt niet. Een beroep op niet tijdige omzetting moet worden gedaan tegen de maatregel waarvan wordt gesteld dat die ten onrechte te laat is omgezet.¹
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 januari 2018,
Dat is de maatregel van 7 november 2023. De rechtbank volgt de gemachtigde van eiser niet in zijn betoog dat dit geen realistische mogelijkheid is. De vreemdeling kan namelijk ook na opheffing van de bewaring de rechtmatigheid daarvan kan laten toetsen.² Daarbij geldt dat het instellen van beroep tegen de vrijheidsbenemende maatregel niet aan enige termijn is gebonden.³ Eiser kan dus nog steeds beroep instellen tegen de vorige maatregel en daar zijn betoog over de niet tijdige omzetting naar voren brengen. Omdat de maatregel van 7 november 2023 hier niet ter toetsing voorligt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of die maatregel te laat is omgezet.
De uitreiking van de maatregel van bewaring
4. Eiser voert aan dat de uitreiking van de maatregel van bewaring in strijd met artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft hem bij de uitreiking van de maatregel van bewaring niet schriftelijk, in een taal die hij verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring en van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, alsook van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen.
5. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier inderdaad niet blijkt dat eiser bij de uitreiking van de maatregel van bewaring schriftelijk is geïnformeerd over de aspecten die genoemd zijn in artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. In de maatregel van bewaring staat weliswaar dat aan eiser de informatiebrief ‘Waarom u in bewaring bent gesteld’ is uitgereikt in de Arabische taal, maar deze is niet toegevoegd aan het dossier. Hierdoor heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of in het geval van eiser is voldaan aan de informatieplicht. De rechtbank stelt daarom vast dat sprake is van een gebrek. Dit leidt niet zonder meer tot het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Wel moet er een belangenafweging plaatsvinden. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 november 2023⁴, waaruit dit volgt. De rechtbank overweegt dat het gaat om een relatief gering gebrek, omdat in het gehoor voorafgaand aan de bewaring aan eiser - met behulp van een tolk in de Marokkaans Arabische taal - is meegedeeld op welke gronden de maatregel van bewaring hem is opgelegd. Aan eiser is vervolgens gevraagd of dit juist is, en zo nee, waarom niet. Eiser heeft daarop geantwoord: “U hebt het uitgelegd. Ik heb niets meer te zeggen.” De rechtbank leidt hieruit af dat eiser bij de uitreiking al op de hoogte was van de redenen van bewaring. Verder is aan eiser kosteloze rechtsbijstand toegekend en heeft zijn advocaat namens hem dezelfde dag nog beroep ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser wel in staat is gesteld om rechtsmiddelen effectief in te stellen tegen de bewaring en dat niet is gebleken dat hij in zijn belangen is geschaad. Hoewel sprake is van een gebrek, heeft eiser geen recht op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank verwijst daarvoor naar rechtsoverweging 10 van de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023. De beroepsgrond slaagt niet.

De gronden van de maatregel van bewaring

6. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB8314.
3 Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4691.
uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De staatssecretaris moet dit motiveren aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb. De staatssecretaris heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
7. Eiser heeft de zware grond onder 3i betwist. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Het lichter middel
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Hij wil namelijk vrijwillig vertrekken naar Marokko.
9. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. In de maatregel van bewaring is toegelicht dat eiser nu weliswaar verklaart dat hij terug wil naar Marokko, maar dan wel specifiek naar [regio] , waar hij vandaan komt. De terugkeerverplichting ziet op Marokko en op eiser rust de verplichting om zijn volledige medewerking te verlenen aan zijn terugkeer, zonder daaraan voorwaarden te verbinden. Eiser heeft verder zelf geen inspanningen verricht om zijn terugkeer naar Marokko te bespoedigen. Daarbij komt dat eiser op of rond 12 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en zich sindsdien niet heeft gemeld. Een lichter middel biedt daarom onvoldoende garantie dat eiser daadwerkelijk naar Marokko zal terugkeren. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
10. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.

Conclusie

11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.