ECLI:NL:RBDHA:2023:21066
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van gezinsleven en belangenafweging
In deze zaak heeft eiseres op 7 februari 2022 een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aangevraagd om bij haar moeder in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarna eiseres bezwaar maakte. Dit bezwaar werd in eerste instantie ongegrond verklaard, maar het besluit werd later ingetrokken. Een nieuwe beslissing op het bezwaar op 4 mei 2023 leidde opnieuw tot een afwijzing, waarop eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 17 oktober 2023 behandeld, waarbij de belangenafweging tussen de eiseres en de Nederlandse overheid centraal stond.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar moeder, zoals vereist voor het aannemen van beschermenswaardig gezinsleven onder artikel 8 EVRM. De rechtbank concludeerde dat de emotionele band tussen eiseres en haar moeder niet verder ging dan de normale affectieve banden tussen ouders en volwassen kinderen. De rechtbank weegt daarbij ook de omstandigheden van eiseres, die al meer dan twintig jaar in Canada woont en daar een eigen leven heeft opgebouwd, mee. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van eiseres, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 11 december 2023. Eiseres kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.