ECLI:NL:RBDHA:2023:21066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
NL23.16102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van gezinsleven en belangenafweging

In deze zaak heeft eiseres op 7 februari 2022 een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aangevraagd om bij haar moeder in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarna eiseres bezwaar maakte. Dit bezwaar werd in eerste instantie ongegrond verklaard, maar het besluit werd later ingetrokken. Een nieuwe beslissing op het bezwaar op 4 mei 2023 leidde opnieuw tot een afwijzing, waarop eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 17 oktober 2023 behandeld, waarbij de belangenafweging tussen de eiseres en de Nederlandse overheid centraal stond.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar moeder, zoals vereist voor het aannemen van beschermenswaardig gezinsleven onder artikel 8 EVRM. De rechtbank concludeerde dat de emotionele band tussen eiseres en haar moeder niet verder ging dan de normale affectieve banden tussen ouders en volwassen kinderen. De rechtbank weegt daarbij ook de omstandigheden van eiseres, die al meer dan twintig jaar in Canada woont en daar een eigen leven heeft opgebouwd, mee. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van eiseres, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 11 december 2023. Eiseres kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16102
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] , (gemachtigde: mr. M. Gavami),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 7 februari 2022 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevraagd. Zij wil in Nederland familie- of gezinsleven uitoefenen met haar moeder.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen met het besluit van 19 april 2022 (het primaire besluit). Vervolgens heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Dit is in eerste instantie met het besluit van 11 juli 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hier beroep tegen ingesteld. Verweerder heeft het besluit van 11 juli 2022 echter op 5 april 2023 ingetrokken. Daarom is het beroep met de uitspraak van 21 april 2023 niet-ontvankelijk verklaard.1
3. Daarna heeft verweerder op 4 mei 2023 een nieuwe beslissing op het bezwaar genomen (het bestreden besluit) en dit wederom ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Ook heeft eiseres een voorlopige voorziening gevraagd (met kenmerk: NL23.16103) om niet te worden uitgezet totdat op het beroep is beslist.
4. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de zus van eiseres (mevrouw [A]) en haar gemachtigde deelgenomen, evenals de gemachtigde van verweerder.

Inhoud bestreden besluit (in essentie weergegeven)

5. Verweerder stelt dat geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM.2 Zowel eiseres, ten tijde van de aanvraag 64 jaar, als haar moeder en zussen zijn meerderjarig, daarom moet sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Dit neemt verweerder om verschillende redenen niet aan.
1. Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 21 april 2023 (AW B 23/1678).
2 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6. Verweerder beargumenteert als het gaat om de relatie tussen eiseres en haar moeder dat geen sprake is van onderlinge praktische afhankelijkheid. Ook is volgens verweerder niet gebleken van financiële afhankelijkheid en heeft de samenwoning geen continu karakter. Hieraan voegt verweerder toe dat eiseres zorg en begeleiding in Canada kan krijgen en dat Nederland geen ouderenbeleid meer voert.
7. De belangenafweging tussen de belangen van eiseres en de Nederlandse overheid valt volgens verweerder in het nadeel van eiseres uit. Verweerder onderbouwt dit met een opsomming van aspecten die in het voor- en nadeel van eiseres wegen.

Inhoud beroepsgronden (in essentie weergegeven)

8. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt dat van een onjuist doel van haar aanvraag wordt uitgegaan. Eiseres wilde in Nederland haar moeder verzorgen, die 91 jaar oud is en lijdt aan kanker. Pas later is gebleken dat eiseres aan Alzheimer lijdt, waardoor zij zelf enige zorg nodig heeft.
9. Eiseres stelt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele band tussen haar en haar moeder. De hulp en steun die eiseres en haar moeder nodig hebben kan het beste worden vormgegeven als het gezin bij elkaar blijft. De ziekte van eiseres en van haar moeder vergroot juist de emotionele afhankelijkheid. Daarnaast wijst eiseres op de voorgeschiedenis van het gezin. De moeder en haar dochters moesten destijds gedwongen Iran verlaten om in ballingschap te leven. Het leed van het vervreemd zijn van het eigen land en de bijkomende ziektes vergroten juist de onderlinge emotionele afhankelijkheid. Eiseres heeft meer ondersteuning nodig en is voor hulp en verzorging afhankelijk van anderen, omdat haar geheugen en vermogen te communiceren door de ziekte ernstig worden aangetast. Verder vindt eiseres dat verweerder het samenwonen verkeerd heeft geïnterpreteerd en onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het feit dat zij ieder jaar vanuit Canada voor ongeveer drie maanden naar haar familie in Nederland kwam. Al met al vindt eiseres dat verweerder te formeel de voorwaarden voor het aannemen van een meer dan gebruikelijke emotionele band heeft getoetst, zonder deze in onderlinge samenhang te bezien.
10. Ook vindt eiseres dat de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel is uitgevallen. Er is ten onrechte uitgegaan van de economische belangen van verweerder. Eiseres is financieel en wat betreft huisvesting onafhankelijk van de Nederlandse Staat. Zij beschikt over spaargeld en kan bij haar zussen wonen. De enkele vrees dat eiseres in de toekomst een beroep op de overheid zou kunnen doen is niet gefundeerd of onderbouwd.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaar, tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, ongegrond heeft mogen verklaren. Hierbij is allereerst van belang of sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven. Ongeacht of beschermenswaardig familie- of gezinsleven wordt aangenomen moet na die beoordeling een belangenafweging plaatsvinden.3
3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
Beschermenswaardig familie- of gezinsleven
12. De rechtbank stelt voorop dat eiseres een aanvraag heeft ingediend voor verblijf bij haar moeder, die in deze procedure dus de referente is. Verweerder is in het bestreden besluit weliswaar ook ingegaan op de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zussen, maar de rechtbank gaat hieraan voorbij. Het is namelijk niet gebleken dat eiseres instemt met het betrekken van de afhankelijkheidsrelatie tussen haar en haar zussen bij de behandeling van haar aanvraag. Op de zitting is, kort gezegd, verklaard dat het familieleven van eiseres met haar zussen niet bij de beoordeling behoort te worden betrokken. Partijen zijn ook niet bevraagd over alle benodigde informatie voor toetsing van de afhankelijkheidsrelatie met de zussen. De rechtbank zal zich daarom beperken tot de relatie van eiseres ten opzichte van haar moeder.
13. De rechtbank overweegt dat het in deze zaak gaat om gezinsleven tussen volwassenen. Er kan pas worden gesproken van beschermenswaardig familieleven tussen ouders en meerderjarige kinderen, indien sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid (‘further elements of dependancy, involving more than the normal emotional ties’). Dit betekent dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid moeten zijn, die de normale affectieve banden te boven gaan.4 Verder volgt uit rechtspraak dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie een kwestie is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden.5 Daarbij kan relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst.6
14. Tijdens de zitting is als nadere beroepsgrond naar voren gebracht dat verweerder in deze zaak een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd. Hierbij is gewezen op een uitspraak, van deze rechtbank zittingsplaats Amsterdam.7 Hierin is in essentie overwogen dat het een te vergaand criterium is om alleen een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen als de betrokkene niet zonder de referent zelfstandig kan functioneren. In de voorliggende zaak heeft verweerder het zelfstandig functioneren weliswaar als element gewogen, maar dit niet als enige element bij de beoordeling betrokken. Verweerder is ook ingegaan op andere feiten en omstandigheden, zoals de emotionele band tussen eiseres en referente, de mate van samenwonen in de afgelopen jaren en de band van eiseres met Canada versus de band met Nederland. Deze beroepsgrond treft dan ook geen doel.
15. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft beslist dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar moeder. Verweerder erkent dat sprake is van onderlinge emotionele afhankelijkheid en heeft dit als element meegewogen. Verweerder heeft die emotionele afhankelijkheid terecht aangemerkt als een normale emotionele band zoals die gewoonlijk tussen ouders en hun kinderen bestaat. De stelling dat eiseres en referente, en ook haar zussen, als familie veel hebben meegemaakt in
4 Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 12 april 2020, Khan tegen Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2010:0112JUD004748606.
5 Arrest van het EHRM van 17 april 2012, Kopf en Liberda tegen Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD000159806.
6 Uitspraak van de Afdeling van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003 r.o. 3.1.
7 Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11425.
Iran en na hun vlucht uit Iran is invoelbaar. Tegen de achtergrond dat eiseres al meer dan twintig jaar in Canada woont en daar een eigen bestaan heeft opgebouwd, heeft verweerder deze omstandigheid terecht niet als een meer dan normale emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en haar moeder aangemerkt. Ook als daarbij wordt betrokken dat eiseres jaarlijks haar moeder en zussen bezocht, vormt dat geen grond om te spreken van een meer dan normale emotionele afhankelijkheid tussen een volwassen kind en haar moeder en zussen.
Verweerder wijst verder terecht op een aantal omstandigheden waaruit evenmin volgt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Zo beargumenteert verweerder dat zowel eiseres als haar moeder door ziekte afhankelijk zijn van de hulp van derden. Daarom willen de zussen ook de zorg voor eiseres op zich nemen. Verweerder stelt dan ook terecht dat er geen praktische afhankelijkheid bestaat tussen eiseres en haar moeder. Ook neemt verweerder terecht geen financiële afhankelijkheid aan. Het is niet gebleken dat haar moeder voor levensonderhoud afhankelijk is van financiële ondersteuning door eiseres. Daarbij heeft de samenwoning tijdens de bezoeken van eiseres aan Nederland geen continu karakter gehad. Eiseres heeft voor de meest recente reis naar Nederland twintig jaar aaneen zelfstandig in Canada gewoond. De voorbije jaren was zij één keer per jaar ongeveer drie maanden bij haar familie in Nederland. De rechtbank concludeert dat verweerder op basis van het voorgaande terecht heeft beslist dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar moeder.
De belangenafweging
16. Volgens vaste rechtspraak moet een ‘fair balance’ worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling bij een gecontinueerd verblijf enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden dienen daarbij kenbaar te worden betrokken. De rechtbank toetst dit enigszins terughoudend.
17. Verweerder heeft in het bestreden besluit een belangenafweging opgenomen. Zo benoemt verweerder een aantal elementen die in het voordeel van eiseres zijn gewogen. Het gaat hierbij onder meer om het gegeven dat eiseres een behoorlijk kapitaal heeft, waardoor het economisch belang van de Nederlandse overheid minder speelt. Ook kan zij bij een zus inwonen waardoor geen beroep wordt gedaan op de krappe Nederlandse woningmarkt. Daarnaast heeft eiseres een emotionele band met haar moeder. Verweerder heeft echter ook elementen benoemd die in het nadeel van eiseres wegen. Het gaat hierbij onder meer om het feit dat sprake is van een eerste toelating en dat geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie wordt aangenomen. Daarnaast benoemt verweerder dat eiseres een beroep zal doen op zorgvoorzieningen in Nederland, waarvan de kosten voor de Nederlandse overheid komen. Deze zorg is ook in Canada beschikbaar en de zussen van eiseres kunnen met moderne communicatiemiddelen op afstand de hulp regelen. Verder gaat verweerder nog in op de banden van eiseres met Canada die verweerder sterker vindt dan de banden met Nederland. De rechtbank concludeert dat verweerder de belangen van eiseres kenbaar heeft betrokken en heeft afgezet tegen de belangen van de Nederlandse overheid. Deze belangenafweging is niet onevenwichtig. Gezien het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte beslist dat het belang van de Nederlandse overheid voorgaat op het belang van eiseres.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.