In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een marinier der eerste klasse bij de Koninklijke Marine, tegen zijn ontslag wegens wangedrag. Het ontslag werd verleend bij besluit van 3 februari 2021, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 8 maart 2023 afgewezen. Eiser betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, en stelt dat de softdrugs die in zijn auto zijn aangetroffen niet van hem waren. De rechtbank heeft de zaak op 11 oktober 2023 behandeld met behulp van een beeldverbinding.
De rechtbank oordeelt dat verweerder bevoegd was om eiser te ontslaan wegens wangedrag. De uitspraak van de militaire politierechter van 13 november 2021, waarin eiser schuldig werd bevonden aan het bezit van 100 gram hasj, heeft dwingende bewijskracht. De rechtbank stelt vast dat de argumenten van eiser tegen deze uitspraak niet kunnen leiden tot een ander oordeel, omdat de militaire politierechter deze argumenten al had overwogen.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van verweerder niet deugdelijk is gemotiveerd met betrekking tot de evenredigheid van het ontslag. Hoewel verweerder heeft gesteld dat het ontslag niet onevenredig is, heeft hij dit niet voldoende onderbouwd in het besluit. De rechtbank vernietigt het besluit voor zover het niet is voorzien van een deugdelijke motivering, maar laat de rechtsgevolgen in stand, waardoor het ontslag van eiser blijft bestaan. Eiser krijgt een vergoeding van het griffierecht en proceskosten.