ECLI:NL:RBDHA:2023:20935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
NL23.32952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 17 oktober 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen in Nederland verblijft, heeft op 25 oktober 2023 een melding van onbekende bestemming (MOB) ontvangen, waarna zij niet meer bereikbaar was voor haar gemachtigde. De rechtbank heeft op 7 november 2023 de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van eiseres heeft geen bewijs geleverd dat eiseres nog in Nederland verblijft of dat zij contact onderhoudt. De rechtbank concludeert dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, en is op 22 november 2023 openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32952
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer 1] mede namens haar minderjarige kinderen
[kind 1] , [kind 2]en
[kind 3], V-nummers: [V-nummer 2] , [V-nummer 3] en [V-nummer 4]
hierna te noemen: eiseres (gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiseres procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiseres procesbelang heeft bij het beroep. Blijkens een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is eiseres op 25 oktober 2023 met onbekende bestemming (MOB) vertrokken. Op 2 november 2023 heeft de gemachtigde van eiseres gereageerd op de MOB-melding. De gemachtigde stelt in haar bericht dat zij geen aanwijzingen heeft dat eiseres niet langer belang zou hebben bij de behandeling van dit beroep en deze procedure. Eiseres heeft haar ook niet daarover bericht of ingelicht. Zij heeft geen contact gehad met eiseres sinds
27 oktober 2023 (de datum van de MOB-melding), maar dat is niet verwonderlijk aangezien zij zelf nauwelijks aanwezig is geweest. De post die zij eiseres eerder heeft toegezonden, is ook niet retour gekomen, aldus de gemachtigde van eiseres.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019 volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De Afdeling heeft overwogen dat dit slechts anders is als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. De Afdeling heeft toegelicht dat dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
In de uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de Afdeling dit benadrukt. Een belangrijk element van het ‘onderhouden van contact’, als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, is dat de gemachtigde van de vreemdeling weet dat hij in Nederland verblijft en waar hij verblijft. De Afdeling verwijst in die uitspraak ook naar haar uitspraak van 16 september 2021 waaruit volgt dat van een vreemdeling wordt verwacht dat hij zijn gemachtigde gedurende de hele procedure op de hoogte houdt van zijn verblijfplaats.
4. Uit het dossier blijkt dat niet alleen eiseres, maar ook haar man (met wie zij samen is ingereisd) op 25 oktober 2023 MOB is gemeld. Verweerder heeft ter zitting gezegd dat de man van eiseres geen beroep heeft ingesteld tegen zijn afwijzende Dublinbesluit. Verder volgt uit het bericht van de gemachtigde dat zij geen contact meer heeft met eiseres vanaf de datum van de MOB-melding. Uit het bericht volgt niet dat de gemachtigde weet dat eiseres in Nederland verblijft en waar zij verblijft. Ook zijn eiseres en haar gemachtigde niet ter zitting verschenen. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiseres heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het beroep is daarom niet- ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
3 ECLI:NL:RVS:2021:2090, onder 2.2.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.