In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.W.C. van Geet, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I. Azar, op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres verzocht de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken na bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank oordeelde dat er bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, en legde een beslistermijn van twintig weken op, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50 en het verzoek om vrijstelling van griffierecht voorlopig toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 december 2023.