ECLI:NL:RBDHA:2023:20830
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 28 december 2023 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer te Middelburg. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft haar aanvraag op 17 februari 2023 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de staatssecretaris verlengd, maar is inmiddels verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 18 augustus 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is op 12 september 2023 tijdig ingediend.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van vier weken op om alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50.
De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.