ECLI:NL:RBDHA:2023:20824
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiser heeft de aanvraag op 16 september 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn werd verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 15 maart 2023 was. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser de staatssecretaris op 2 augustus 2023 in gebreke gesteld en op 18 september 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de staatssecretaris op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank wijst erop dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, wat aanleiding geeft om een langere beslistermijn op te leggen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed.