ECLI:NL:RBDHA:2023:20716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
23/2088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om Wajong-uitkering bij emigratie naar Duitsland

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die sinds 1 april 2012 een Wajong-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser heeft verzocht om met behoud van zijn Wajong-uitkering naar Duitsland te mogen verhuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiser aangevoerde redenen voor zijn verzoek niet als zwaarwegend kunnen worden aangemerkt. Eiser stelt dat hij afhankelijk is van zijn familie in Duitsland voor zijn verzorging en dat zijn verhuizing naar Duitsland een positief effect zou hebben op zijn sociale situatie. Echter, de rechtbank oordeelt dat de redenen die eiser aanvoert niet objectief en dwingend zijn, maar voornamelijk voortkomen uit een persoonlijke keuze. De huisarts heeft niet aangetoond dat er een noodzaak is voor eiser om naar Duitsland te verhuizen vanwege zijn mentale gezondheid. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland te wonen, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Inleiding

Eiser ontvangt per 1 april 2012 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong). Op 16 september 2022 heeft de ambulante begeleider van eiser verweerder om informatie verzocht voor emigratie naar Duitsland.
In het besluit van 24 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser niet aan de voorwaarden voldoet om met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen. Aan dit besluit lag het rapport van de verzekeringsarts van 31 oktober 2022 ten grondslag.
In het besluit van 2 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Gronden van eiser
1. Eiser voert aan dat sprake is van een zwaarwegende reden om met een Wajong-uitkering in het buitenland te verblijven. Eiser heeft geen zicht op werk waarmee hij in het buitenland in zijn levensonderhoud kan voorzien, zodat hij zonder uitkering niet in zijn levensonderhoud kan voorzien. Hij is voor zijn dagelijkse verzorging en bezigheden afhankelijk van derden, waarmee zijn familie in Duitsland hem kan helpen. Deze verhuizing zou een positief effect hebben op eisers beperkingen en zijn sociale situatie. De weinige levensvreugde die eiser heeft, haalt hij namelijk uit het contact met zijn familie in Duitsland. Eiser verwijst naar een brief van de huisarts van 22 maart 2023.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat bij eiser geen sprake is van zwaarwegende redenen om naar het buitenland te verhuizen. Zo blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts van 31 oktober 2022 dat er medisch gezien niet gesteld kan worden dat eiser een bepaalde behandeling in het buitenland nodig heeft welke niet in Nederland voorhanden kan zijn. Verder kan eiser op grond van zijn beperkingen niet in Nederland en ook niet in het buitenland werken. Ten slotte heeft eiser tijdens de hoorzitting bevestigd dat hij nog steeds zelfstandig woont en één keer in de week ambulante begeleiding krijgt. Volgens verweerder kan de ambulante begeleider eiser helpen en begeleiden met het lezen en invullen van eventuele brieven/formulieren. In het verweerschrift wordt aanvullend genoemd dat niet is gebleken dat eiser afhankelijk is van zijn familie in Duitsland voor zijn verzorging en ook niet dat er een noodzaak is om bij zijn familie in Duitsland te gaan wonen. Verweerder heeft de indruk dat het een eigen keuze is van eiser is om naar Duitsland te willen verhuizen, omdat hij aangeeft dat hij de weinige levensvreugde haalt uit zijn contact met zijn familie in Duitsland. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) waarin staat dat het exportverbod van Wajong-uitkeringen het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties kan worden toegepast. [1]
Beoordelingskader
3.1
Uit artikel 2:11, eerste lid en onder c, van de Wajong volgt dat het niet in Nederland wonen een uitsluitingsgrond is.
In artikel 2:13, derde lid, van de Wajong staat dat verweerder artikel 2:11, eerste lid en onder c, buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen en het eindigen van het recht op arbeidsondersteuning zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3.2
In artikel 2 van de Beleidsregels voorzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (hierna: de Beleidsregels) staat:
Van een onbillijkheid van overwegende aard is sprake indien de jonggehandicapte naar het oordeel van verweerder zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheids-uitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
In de toelichting bij de Beleidsregels is vermeld dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast en er ook in andere dan de drie hiervoor genoemde situaties grond kan zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarom moet in alle gevallen beoordeeld worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden, welke enerzijds expliciet zijn genoemd in de Beleidsregels en voor het overige moeten voldoen aan de voorwaarde dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. [2] De invulling die verweerder in zijn beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven is niet onjuist of onredelijk.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de in artikel 2 onder a en b van de Beleidsregels genoemde gevallen zich in dit geval niet voordoen. Ook de onder c genoemde situatie doet zich niet voor, nu de in Duitsland wonende familieleden, nimmer in Nederland hebben gewoond, dus is geen sprake van een situatie dat eiser hen naar Duitsland zou willen volgen (nog daargelaten dat niet is gebleken dat eiser voor zijn verzorging afhankelijk is van zijn familie).
Daarmee staat vast dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet vallen onder één of meer van de in artikel 2 van de Beleidsregels genoemde gevallen.
4.3
Zoals eiser ter zitting heeft verklaard heeft hij in Nederland weinig sociale contacten en leeft hij erg geïsoleerd en is eenzaam. Hij heeft geen dagbesteding. Hij heeft geen contact meer met zijn tante, waarmee hij in 2002 naar Nederland is gekomen, en weet ook niet waar zij verblijft en of zij nog in Nederland woonachtig is. Hij reist regelmatig naar zijn familie in Duitsland en heeft met hen goede sociale contacten.
De rechtbank overweegt dat, hoe invoelbaar de wens van eiser ook is, dit niet een zwaarwegende reden vormt om met behoud van de Wajong uitkering buiten Nederland te mogen wonen. De redenen die eiser noemt zijn niet objectief en dwingend van aard maar lijken toch voornamelijk te berusten op een eigen keuze van eiser. Ook uit de brief van de huisarts blijkt niet dat bij eiser sprake is van een zodanig slechte mentale gezondheidstoestand dat dit een objectieve en dwingende noodzaak oplevert om naar zijn familie in Duitsland te verhuizen.
4.4
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door eiser genoemde omstandigheden niet aangemerkt kunnen worden als zwaarwegende redenen om met behoud van een Wajong-uitkering buiten Nederland te mogen wonen.

Conclusie

5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiser niet aan de voorwaarden voldoet om met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van de CRvB van 27 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1876.
2.Zie onder meer de uitspraken van de CRvB van 17 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:936, r.o. 4.3 en van 27 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1876, r.o. 4.8.