ECLI:NL:RBDHA:2023:20613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
NL23.31611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en sociaaleconomische motieven

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 29 september 2023 als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als veilig land van herkomst is aangemerkt. Eiser, die stelt Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft op 19 september 2023 asiel aangevraagd en voert aan dat hij in Marokko in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht zal komen. Hij betoogt dat de gedwongen terugkeer naar Marokko een schending van artikel 3 van het EVRM oplevert, maar de rechtbank oordeelt dat zijn argumenten niet voldoende zijn om aan te tonen dat Marokko niet veilig is.

De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren. Eiser heeft enkel sociaaleconomische omstandigheden aangevoerd, zonder aan te tonen dat hij aanspraak maakt op asielrechtelijke bescherming. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag kennelijk ongegrond is en dat er geen aanleiding is om van het beleid af te wijken. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31611

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 september 2023 (het bestreden besluit) afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd: de beroepsgronden. De uitkomst hiervan is dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit van verweerder in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
4. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Op 19 september 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
5. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vw. [1] Verweerder stelt zich op het standpunt dat Marokko is aangemerkt als veilig land van herkomst en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem niet veilig is. Daarnaast hebben eisers verklaringen volgens verweerder geen aanknopingspunten met de gronden van het Vluchtelingenverdrag dan wel met artikel 3 van het EVRM. Eiser beroept zich namelijk uitsluitend op de sociaaleconomische omstandigheden die hij in Marokko heeft ervaren.
6. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat hij in zijn belangen is geschaad doordat het voornemen bekend is gemaakt voordat eiser de mogelijkheid heeft gehad correcties en aanvullingen in te dienen. Daarnaast is Marokko voor eiser geen veilig land van herkomst, omdat hij daar in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht zal komen. Eiser heeft in Marokko geen deugdelijke opvang of voorzieningen kunnen verkrijgen, en heeft op straat moeten leven. Bij terugkeer zal eiser in een soortgelijke situatie belanden. Hierdoor levert de gedwongen terugkeer van eiser naar Marokko een schending op van artikel 3 van het EVRM. [2] Hierbij verwijst eiser naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 8 juni 2023 [3] en zittingsplaats Den Haag van 26 mei 2023. [4] Ook is ten onrechte een vertrekplicht onthouden en een inreisverbod uitgevaardigd. Door het inreisverbod wordt eiser belemmerd om opnieuw uit Marokko te vertrekken. Ook is hij hier ten onrechte niet over gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Er is geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de eventuele correcties en aanvullingen op het verslag van het gehoor van eiser af moest wachten, alvorens een voornemen uit te kunnen brengen. Verweerder wijst er terecht op dat uit onderdeel C1./2.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt, dat in de procedure die op eiser van toepassing is, correcties en aanvullingen op het rapport van het gehoor gelijktijdig met de zienswijze kunnen worden ingediend. Eiser heeft bovendien niet gesteld, laat staan toegelicht, dat hij door deze gang van zaken in zijn belangen is geschaad.
7. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielaanvraag uitsluitend sociaaleconomische omstandigheden naar voren gebracht. Eisers relaas vertoont aldus geen aanknopingspunten voor het oordeel dat hij aanspraak maakt op asielrechtelijke bescherming. Hoewel slechte sociaaleconomische omstandigheden onder de reikwijdte van artikel 3 van het EVRM kunnen vallen, hebben deze motieven geen raakvlak met vluchtelingschap als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag [5] of met ernstige schade als bedoeld in de Kwalificatierichtlijn. [6] Niet elke schending van artikel 3 van het EVRM kan geclassificeerd worden als ernstige schade in de zin van de Kwalificatierichtlijn, omdat ernstige schade altijd moet voortvloeien uit gedragingen van derden. [7] Bij sociaaleconomische omstandigheden is in het algemeen geen ‘dader’ aan te wijzen. De rechtbank verwijst hiervoor ook naar de door eiser aangehaalde uitspraak van 26 mei 2023.
8. Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser afkomstig is uit Marokko en dat dit land in het door verweerder gevoerde beleid is aangewezen als veilig land van herkomst. Eiser heeft niet gesteld, noch is de rechtbank gebleken, dat eiser tot één van de categorieën valt die van het beleid zijn uitgezonderd. Door enkel te verwijzen naar de slechte sociaaleconomische omstandigheden waarin hij is opgegroeid, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem niet veilig is.
9. Gelet op het voorgaande is de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarom heeft verweerder aan eiser een vertrekplicht kunnen onthouden. Ook heeft verweerder terecht een inreisverbod uitgevaardigd. Dit volgt uit artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. [8] Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan verweerder van een inreisverbod af had moeten zien.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag inzake de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.VN Verdrag van 1951 betreffende de status van vluchtelingen.
6.Richtlijn 2011/95/EU. Zie voor een uitgebreidere toelichting hierop de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, op 10 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:11631.
7.Artikel 6 van de Kwalificatierichtlijn.
8.Vreemdelingenwet 2000.