ECLI:NL:RBDHA:2023:20134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
Nl23.27996
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging

In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 13 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haarzelf en haar minderjarige kind, in het kader van gezinshereniging met haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 18 augustus 2022 in gebreke gesteld en op 7 september 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, maar deze termijn is overschreden. Eiseres heeft rechtsgeldig in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het dossier mogelijk niet compleet is, maar gezien het tijdsverloop en het belang van de zaak, heeft zij bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27996

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres

V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarig kind:
[naam 2],
V-nummer: [nummer 2]
allebei van Syrische nationaliteit,
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiseres heeft op 13 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent] (referent) in het kader van nareis. De aanvraag geldt mede voor het minderjarige kind van eiseres.
Bij brief van 18 augustus 2022 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 7 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dat staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. De staatssecretaris moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de mvv-aanvraag beslissen. Dit staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eiseres de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken. Gelet hierop is het beroep kennelijk gegrond.
4. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, van de Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
5. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de staatssecretaris bij brief van 27 februari 2023 eiseres heeft bericht dat voor het nemen van een besluit op de aanvraag nader onderzoek nodig is. Daarnaast heeft de staatssecretaris bij brief van 12 april 2023 Beheer Documenten bericht dat de documenten zijn onderzocht door een document-expert. Bovenaan die brief staat ‘Referent uitnodigen’. Hoewel op dit moment niet bekend is of de referent is uitgenodigd voor een gesprek, acht de rechtbank het – gelet op het tijdsverloop sinds de brief van 12 april 2023 - in dit geval redelijk om te bepalen dat de staatssecretaris binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Bij het bepalen van deze termijn heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard van de procedure, de duur van de procedure met betrekking tot deze aanvraag tot nu toe (ruim 21 maanden), het belang dat bestaat bij het verkrijgen van duidelijkheid over een hereniging en het belang bij een zorgvuldige besluitvorming.
6. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn door de staatssecretaris wordt overschreden. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
7. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eiseres heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
8. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat eiseres is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft de staatssecretaris dat niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- stelt de hoogte van de door de staatssecretaris aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.