In deze zaak heeft eiseres op 13 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres heeft de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op haar aanvraag is beslist. Op 7 september 2023 heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank Den Haag heeft op 19 december 2023 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Op 16 mei 2024 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 opnieuw het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 200,- per dag, tot een maximum van € 15.000,-. Op 4 september 2024 heeft eiseres wederom beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 400,- per dag, tot een maximum van € 30.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.