ECLI:NL:RBDHA:2024:21471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
NL24.34561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 13 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres heeft de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op haar aanvraag is beslist. Op 7 september 2023 heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank Den Haag heeft op 19 december 2023 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Op 16 mei 2024 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 opnieuw het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 200,- per dag, tot een maximum van € 15.000,-. Op 4 september 2024 heeft eiseres wederom beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 400,- per dag, tot een maximum van € 30.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.34561
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. D. de Vries),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

Eiseres heeft op 13 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis.
Op 23 augustus 2023 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld, omdat verweerder niet tijdig op de aanvraag van eiseres heeft beslist.
Eiseres heeft op 7 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij uitspraak van 19 december 20231, voor zover hier van belang, heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, dat beroep gegrond verklaard. Zij heeft verder het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van 13 februari 2022 te nemen. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
Op 16 mei 2024 heeft eiseres andermaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een mvv.
Bij uitspraak van 5 juni 20242 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, dat beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van eiseres van 13 februari 2022 te nemen. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van
€ 200,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Op 4 september 2024 heeft eiseres wederom beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.3
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.4 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.5
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 5 juni 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.6
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. De minister heeft niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.7 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.8
6. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft de minister daarom een termijn van twee weken om te beslissen op de aanvraag van eiseres. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.

Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?

7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 400,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt
3 Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
5 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 30.000,-.9 De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is voor deze hogere dwangsom, omdat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen. De rechtbank beslist dat er nu een (nog) sterkere prikkel nodig is.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen
€ 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.10
8. In de uitspraak van 19 december 2023 is aan eiseres reeds de volledige bestuurlijke dwangsom toegekend. De rechtbank kent niet nogmaals een dwangsom toe en wijst het verzoek daarom af.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 6 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 400,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 30.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
9 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
10 Artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb en artikel 4:18 van de Awb.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.