ECLI:NL:RBDHA:2023:20038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
NL23.35385, NL23.35386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser, van Eritrese nationaliteit, op 23 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 19 december 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit geen gebreken vertoont. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Frankrijk niet langer kan worden vertrouwd om zijn internationale verplichtingen na te komen. De rechtbank stelt vast dat de Europese Unie regels heeft voor de behandeling van asielaanvragen en dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de goede werking van het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk. Eiser heeft weliswaar gewezen op problemen in de opvang, maar de rechtbank concludeert dat deze niet zodanig zijn dat er sprake is van structurele tekortkomingen die de drempel van zwaarwegendheid overschrijden.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen de uitspraak op het beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.35385 (beroep) en NL23.35386 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1.1.
Eiser heeft op 23 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 9 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk daarvoor verantwoordelijk is.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL23.35385) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL23.35386) te treffen.
1.4
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1997. Uit Eurodac is gebleken dat eiser eerder in Duitsland en in Frankrijk asielaanvragen heeft ingediend. Eiser stelt dat hij alleenstaand is, dat hij niet over identificerende documenten beschikt en dat al zijn eerdere asielaanvragen zijn afgewezen.
Wat heeft verweerder besloten?
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die regels staan in de Dublinverordening [1] . Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft verweerder geconcludeerd dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft daarom op 3 oktober 2023 een verzoek tot terugname gedaan aan de Franse autoriteiten. Omdat niet binnen twee weken op dit verzoek is gereageerd, is de verantwoordelijkheid van Frankrijk met ingang van 18 oktober 2023 vast komen te staan op grond van een fictief claimakkoord als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van Dublinverordening. Uiteindelijk zijn de Franse autoriteiten op 18 oktober 2023 alsnog expliciet akkoord gegaan met het verzoek tot overname.
4. Na kennisname van de zienswijze van eiser heeft verweerder bij het bestreden besluit geconcludeerd dat voor Frankrijk nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook heeft eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden aangetoond die verweerder aanleiding moesten geven om de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich te trekken, op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Omdat Frankrijk verantwoordelijk is, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet in behandeling genomen.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser voert in beroep aan dat verweerder ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Eiser stelt dat de opvang in Frankrijk niet gegarandeerd is, dat de problemen met de asielopvang structureel zijn en dat terugkeer naar Frankrijk onmogelijk is. Eiser herhaalt daarbij de gronden uit de zienswijze en stelt – onder verwijzing naar het AIDA rapport van 2021 - dat de steun en bijstand aan Dublinclaimanten in Frankrijk zeer ingewikkeld is en - met verwijzing naar enkele nieuwsartikelen [2] - dat aannemelijk is dat eiser na overdracht in Frankrijk geen toegang tot de opvangvoorzieningen zal krijgen en gedwongen zal zijn om op straat te leven. Ook wordt de verwijzing naar een uitspraak [3] van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens herhaald. In beroep heeft eiser in aanvulling op voornoemde argumenten uit de zienswijze nog verwezen naar het AIDA-rapport van 2023, een uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover [4] en een krantenartikel van Het Parool van september 2023. Om bovengenoemde redenen is aan de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid van het arrest Jawo [5] voldaan en zal uitzetting van eiser naar Frankrijk leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM [6] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit geen gebreken bevat en overweegt daartoe als volgt.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen tegenover asielzoekers zullen nakomen. De hoogste Nederlandse bestuursrechter heeft in meerdere uitspraken [7] bevestigd dat dit uitgangspunt ten aanzien van Frankrijk nog steeds geldig is.
6.2
Dit betekent dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het vermoeden dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen tegenover asielzoekers zoals eiser zal nakomen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdacht aan Frankrijk, als gevolg van het niet nakomen van de internationale verplichtingen door de Franse autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest [8] strijdige behandeling. Daarvoor kan eiser objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk overleggen of verklaringen afleggen over zijn eigen ervaringen hiermee. Uit vaste rechtspraak [9] van het Hof van Justitie van de EU volgt dat van een schending van artikel 4 van het Handvest pas sprake is, indien de door de vreemdeling aannemelijk gemaakte tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in beroep niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Frankrijk niet meer uitgegaan mag worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van 2023 kan weliswaar worden afgeleid dat in Frankrijk een tekort aan opvangplaatsen bestaat en dat er moeilijkheden bestaan ten aanzien van de asielopvang en de asielprocedures van Dublinclaimanten, maar uit dit rapport volgt niet dat deze problemen zodanig zijn dat momenteel sprake is van structurele tekortkomingen die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt. De rechtbank is van oordeel dat in de door eiser aangehaalde passages van het AIDA rapport van 2023 geen wezenlijk ander beeld wordt geschetst van de situatie voor Dublinclaimanten in Frankrijk dan in de eerdere updates van het rapport. De verwijzing naar de nieuwsartikelen van de zienswijze en het krantenartikel van het Parool van september 2023 maakt dit niet anders. Uit al deze algemene bronnen blijkt namelijk – evenals uit de AIDA rapporten - dat de opvangmogelijkheden in Frankrijk weliswaar schaars zijn, maar dat niet gebleken is dat opvang onmogelijk of geheel ontoegankelijk is voor eiser. De enkele vrees van eiser dat hij weer op straat zal komen te leven na terugkeer naar Frankrijk is onvoldoende concreet om te oordelen dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt of overschrijden. De enkele verwijzing naar de uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover maakt dit oordeel evenmin anders. In de eerste plaats heeft deze rechterlijke beslissing geen rechtskracht in de Nederlandse rechtsorde en daarnaast ziet deze uitspraak – zoals eiser ook aangeeft – op de Dublinoverdracht van een moeder met minderjarig kind aan Frankrijk. Nu eiser alleenstaand is, geen zorg draagt voor (minderjarige) kinderen en bovendien niet onderbouwd heeft waarom deze uitspraak anderszins op zijn geval van toepassing is, slaagt dit betoog niet.
6.4
Daarnaast is niet gebleken dat eiser zich niet op zinvolle wijze over voorkomende problemen met de asielopvang dan wel zijn asielprocedure zou kunnen beklagen bij de Franse autoriteiten. Uit de eigen verklaringen van eiser in het aanmeldgehoor blijkt namelijk dat eiser vaker opgekomen is tegen afwijzende beslissingen op zijn asielaanvragen in Frankrijk. Dat eiser deze procedures niet heeft willen afwachten of dat de uitkomsten van deze procedures nadelig waren voor eiser, maakt niet dat eiser zich niet heeft kunnen beklagen bij de Franse autoriteiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet van concrete aanwijzingen is gebleken die maken dat eiser bij terugname door Frankrijk een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM loopt. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ook in het geval van eiser van toepassing is en dat geen bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die aanleiding geven de aanvraag desondanks inhoudelijk te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden niet in behandeling heeft genomen, omdat Frankrijk daarvoor verantwoordelijk is.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [10] .
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet en hoger beroep
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak op het beroep, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Voetnoten

1.Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
2.Verwezen is naar een artikel van Wynia’s Week van 3 september 2022, nieuwsartikelen van de NOS van 7 juni 2023 en 8 juni 2023, een artikel van de Groene Amsterdammer van 30 maart 2022 en een artikel van de RTL van 23 mei 2023.
3.Zie het arrest
4.Met het zaaknummer 15 A 3773/23.
5.Zie het arrest
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Zie hiervoor de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 april 2021, ECLI:RVS:2021:816, van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1256, van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:715.
8.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
9.Zie het arrest
10.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid van de Awb.