In deze zaak heeft eiseres op 2 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 19 mei 2022 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 19 november 2022, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe termijn op 19 augustus 2023 eindigde. Eiseres heeft op 31 augustus 2023 een ingebrekestelling verstuurd, waarna meer dan twee weken verstreken zijn voordat het beroep werd ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de staatssecretaris alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank houdt rekening met de achterstanden in de behandeling van asielaanvragen, maar benadrukt dat de uiterste termijn van 21 maanden dreigt te worden overschreden. Daarom wordt de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak te beslissen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Ook is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.