ECLI:NL:RBDHA:2023:19878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.31251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres op 2 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 19 mei 2022 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 19 november 2022, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe termijn op 19 augustus 2023 eindigde. Eiseres heeft op 31 augustus 2023 een ingebrekestelling verstuurd, waarna meer dan twee weken verstreken zijn voordat het beroep werd ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de staatssecretaris alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank houdt rekening met de achterstanden in de behandeling van asielaanvragen, maar benadrukt dat de uiterste termijn van 21 maanden dreigt te worden overschreden. Daarom wordt de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak te beslissen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Ook is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31251

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 2 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 19 mei 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiseres heeft op 19 mei 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiseres eindigen op 19 november 2022. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4]
3. Voor eiseres betekent de verlenging van de beslistermijn dat deze op 19 augustus 2023 is geëindigd. Op 31 augustus 2023 heeft zij een ingebrekestelling verstuurd. Daarna zijn er meer dan twee weken verstreken voordat het beroep is ingesteld. Het beroep is kennelijk gegrond.
4. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepalen dat de staatssecretaris alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eiseres. Uit het dossier blijkt dat eiseres is gehoord en dat er onderzoek is gedaan. Hoewel er sprake is van bijzondere omstandigheden, omdat er achterstanden zijn in de behandeling van asielaanvragen, houdt de rechtbank er ook rekening mee dat de uiterste termijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid van de Procedurerichtlijn, dreigt te worden overschreden. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder op te dragen zo snel mogelijk op de asielaanvraag te beslissen, maar uiterlijk binnen zes weken na verzending van deze uitspraak.
5. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
6. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.