uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.35317
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M.B.J. Strooij), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).
Bij besluit van 5 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 20 november 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiser heeft de Roemeense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1991.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Uitreiking van het M122-formulier
3. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat onduidelijk is of het M122-formulieis uitgereikt vóór het opleggen van de maatregel van bewaring. Het formulier is op 5 november 2023 uitgereikt aan eiser maar bevat geen tijdstip van uitreiken.
4. Verweerder heeft ter zitting heeft erkend dat sprake is van een gebrek omdat het M122-formulier geen tijdstip van uitreiken vermeldt maar dat de te maken belangenafweging in het voordeel van verweerder moet uitvallen.
5. De rechtbank stelt vast dat het formulier M122 wel de datum maar niet het tijdstip van ondertekening vermeldt. Dit levert een gebrek op in het voortraject van de inbewaringstelling. De ernst van het gebrek weegt niet op tegen de belangen die met de bewaring van eiser zijn gediend. De rechtbank betrekt hierbij het belang dat verweerder heeft bij de inbewaringstelling van eiser, gelet op het evidente risico dat eiser zich zal onttrekken aan het toezicht op vreemdelingen. Bij besluit van 13 februari 2020 is eiser zijn verblijfsrecht ingetrokken en is hij ongewenst verklaard. Verder heeft eiser de gronden die ten grondslag liggen aan de maatregel van bewaring niet bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het belang van verweerder om eiser in bewaring te houden zwaarder kunnen wegen dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Toestemming van het Openbaar Ministerie (OM)
6. Eiser voert verder aan dat verweerder voorafgaand aan uitzetting van een vreemdeling toestemming moet vragen aan het OM om hem uit te zetten en dat het OM expliciet toestemming moet geven. In deze zaak heeft het OM geen expliciete toestemming gegeven voor uitzetting van eiser. Eiser verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 november 2023.1
7. De rechtbank oordeelt als volgt. De maatregel van bewaring is opgelegd op 5 november 2023. Op 10 november 2023 is een vlucht aangevraagd en op deze datum zijn ook de vluchtgegevens kenbaar geworden, te weten vertrek op maandag 20 november 2023. Verweerder heeft bij e-mail bericht van 6 november 2023 toestemming gevraagd aan het OM voor de voorgenomen uitzetting van eiser en gevraagd om een reactie binnen drie dagen na verzending van het voornoemde e-mailbericht. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat opnieuw toestemming gevraagd had moeten worden aan het OM, omdat het OM niet expliciet heeft bericht aan verweerder geen bezwaar te hebben. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank gehandeld conform de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023 waar eiser naar verwijst. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
8. Eiser voert aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. Bij de uitreiking van de maatregel van bewaring heeft verweerder hem niet schriftelijk, in een taal die hij verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring.
9. De rechtbank stelt vast dat niet is betwist dat de uitreiking van de maatregel van bewaring niet heeft plaatsgevonden met inachtneming van de informatieplicht van artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. Dit levert weliswaar een schending op, maar deze schending leidt er niet direct toe dat er geen rechtsgeldige maatregel tot stand is gekomen en de bewaring onrechtmatig is. Wel leidt de schending tot een belangenafweging. De rechtbank verwijst