In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. U. Özcan, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. D. Spiering-Kalay. Eiseres had een WW-uitkering aangevraagd na haar ontslag op 28 juli 2022, maar het Uwv weigerde deze uitkering op grond van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank oordeelde dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden omdat zij ontslag had genomen zonder dat hiervoor een acute noodzaak bestond. Eiseres had zich ziek moeten melden en had haar werkgeefster kunnen aanspreken op tekortkomingen in de uitvoering van haar arbeidsovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat eiseres geen recht had op een WW-uitkering, ondanks haar argumenten over een verstoorde werkrelatie en eerdere toekenning van een uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.