AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Afwijzing verblijfsvergunning onder beperking medische behandeling en beoordeling afhankelijkheidsrelatie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 september 2023, geregistreerd onder de zaaknummers AWB 22/8138 en AWB 22/8139, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'medische behandeling' beoordeeld. Eiser, geboren in 1962 en van Surinaamse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend op 21 november 2018, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op een onjuist standpunt heeft gesteld door te stellen dat een beroep op het arrest Chavez-Vilchez alleen kan slagen als er sprake is van een ouder en een minderjarig kind. De rechtbank is van mening dat de afwijzing van de aanvraag niet terecht was, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij in Suriname geen toegang heeft tot noodzakelijke medische zorg, en de rechtbank concludeert dat Nederland niet het meest aangewezen land is voor zijn medische behandeling. De rechtbank heeft ook de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn neef beoordeeld, maar oordeelt dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsband bestaat. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar handhaaft de afwijzing van de verblijfsvergunning. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.511,-.
Voetnoten
1.Zaaknummer: AWB 20/87.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Arrest van het Hof van Justitie de Europese Unie (HvJEU) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
4.Subdelegación del Gobierno en Ciudad Real tegen RH, ECLI:EU:C:2020:119.
5.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
6.Zie artikel 3:46, eerste lid, van het Vb 2000.
7.Zie paragraaf 9.1.2 in samenhang met paragraaf 7.1.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000. In de Vc wordt een termijn van 3 maanden genoemd.
8.Arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) van 13 december 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810.
9.Arrest van het EHRM van 1 oktober 2019, ECLI:CE:ECHR:2019:1001JUD005746715.
10.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.Zie artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
13.Arrest van 22 november 2022 van het HvJEU, X tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ECLI:EU:C:2022:913.
14.Zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 juli 2023, ECLI:RBAMS:2023:4967.
15.Dit zijn criteria genoemd in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 2 augustus 2001, Boultif tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2001:0802JUD005427300.
16.Zie overweging 13. [medio 3] .
17.Zie het in voetnoot 4 genoemde arrest van het HvJEU.