Uitspraak
Inleiding
De procedure in raadkamer
Het standpunt van klager
Het standpunt van de officier van justitie
Het oordeel van de rechtbank
- zij het bedrag als lening heeft verkregen van de [naam 2] (“ [naam 2] ”), opgericht en gefinancierd door [naam 3] ;
- zij dit bedrag vervolgens in verband met een investering in een vastgoedproject in Azië als lening heeft verstrekt aan de Ierse rechtspersoon [naam 4] (“ [naam 4] ”) bij overeenkomst (naar Slowaaks recht) gedateerd 23 oktober 2017 (“ [naam 4] leenovereenkomst”);
- zij dit bedrag op 6 november 2017 op de door [naam 4] aangegeven bankrekening, rekening *0024, heeft doen overmaken door een derde, de Tsjechische rechtspersoon [naam 5] (“ [naam 5] ”) die op die manier een lening die [klager] haar eerder had verstrekt onder een leenovereenkomst gedateerd 23 juni 2016, en beëindigd op 23 oktober 2017 (“beëindigingsovereenkomst [naam 5] ”) vervroegd aan [klager] afloste;
- gelijk na die overmaking het bedrag is bevroren door de [bank] ;
- vervolgens is gebleken dat [veroordeelde] zich onterecht als bank ( [naam 1] , die zich bediende van genoemde [bank] rekening) had voorgedaan en documenten heeft vervalst om de [bank] bank tot vrijgave van het bedrag te bewegen;
- [naam 4] is opgelicht door [veroordeelde] voor genoemd bedrag;
- [klager] , niet wetende dat het geld bij een derde ( [veroordeelde] ) zou belanden, op grond van het voorgaande naar Tsjechisch recht een vordering uit “unjust enrichment” heeft op [veroordeelde] ;
- [klager] de [naam 4] leenovereenkomst bij brief van 30 september 2019 heeft opgezegd waarbij zij het geleende bedrag als schadevergoeding opeist.
mede gelet op artikel 33a lid 2 onder a Srgrond bestaat voor herroeping van die verbeurdverklaring. Dat toetsing aan artikel 33a lid 2 onder a Sr niet geëigend is in een beklagprocedure ex artikel 552b Sv, zoals [klager] heeft betoogd, ziet de rechtbank dus anders.