ECLI:NL:HR:2022:884

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
21/03140
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beklag en verbeurdverklaring van geldbedragen in drugszaken

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure naar aanleiding van de verbeurdverklaring van geldbedragen van € 3.415, die onder de partner van de klaagster in beslag zijn genomen. De klaagster, geboren in 1992, heeft een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, die op 18 mei 2021 de verbeurdverklaring had uitgesproken. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de in beslag genomen geldbedragen later zou verbeurdverklaren, omdat er vragen waren over de eigendom en herkomst van het geld, en omdat de klaagster zelf verdachte was in een strafzaak die verband hield met haar partner, die was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet en witwassen.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de betreffende geldbedragen al onherroepelijk door de politierechter waren verbeurdverklaard. De Hoge Raad benadrukte dat het in de beklagprocedure gaat om de beoordeling of de klaagster als belanghebbende kan worden aangemerkt en of er grond bestaat voor herroeping van de verbeurdverklaring. De ongegrondverklaring van het beklag was volgens de Hoge Raad ontoereikend gemotiveerd, wat leidde tot de vernietiging van de beschikking en de terugverwijzing naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling van de zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03140 B
Datum21 juni 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2021, nummer RK 21/24, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft A.A.G. Balkenende, advocaat te Katwijk ZH, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Den Haag, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

2.1
De cassatiemiddelen klagen over de motivering van de beslissing van de rechtbank op het klaagschrift.
2.2
De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift van de klaagster moet worden opgevat als een beklag op grond van artikel 552b Sv, dat is gericht tegen de onherroepelijke beslissing van de politierechter tot verbeurdverklaring van geldbedragen in de strafzaak tegen de broer van de partner van de klaagster. De rechtbank heeft dit klaagschrift ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
“Het standpunt van klaagster
Klaagster heeft verzocht om teruggave van het geldbedrag, omdat het geld haar toebehoort (het is afkomstig van een babyshower) en geen illegale oorsprong kent. Dat door veroordeelde geld bij haar thuis werd gestald was om te sparen. Het belang van strafvordering verzet zich dan ook niet tegen teruggave van het geldbedrag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen geldbedragen zal verbeurd verklaren. Klaagster is immers nog verdachte en haar medeverdachte is reeds veroordeeld.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van artikel 552b Sv kan een belanghebbende, daaronder niet begrepen de verdachte of veroordeelde, zich beklagen over (onder meer) de onherroepelijke verbeurdverklaring van hem/haar toekomende voorwerpen. Klaagster stelt eigenaar te zijn en dus belanghebbende.
Het klaagschrift is ingediend voorafgaande aan het onherroepelijk worden van de verbeurdverklaring, uitgesproken door de politierechter op 18 maart 2021. Niettemin moet het beklag worden opgevat als zijnde een beklag tegen deze beslissing tot verbeurdverklaring.
Het klaagschrift is tijdig ingediend. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De verbeurdverklaring is een bijkomende straf, die in de zaak tegen veroordeelde is opgelegd met de bedoeling veroordeelde te straffen. Het gaat er dus niet om klaagster te straffen voor het gebruik van het geldbedrag. De gedachte achter de verbeurdverklaring zal zijn geweest dat veroordeelde het geldbedrag uit illegale bron heeft verkregen, aangezien hij ook voor witwassen veroordeeld is.
Het is dan onwenselijk dat veroordeelde niet gestraft zou kunnen worden met verbeurdverklaring van het geldbedrag, alleen omdat het juridische eigendom mede bij een ander ligt. Om die reden kan een verdachte onder bepaalde voorwaarden ook gestraft worden met de verbeurdverklaring van een goed dat deels aan iemand anders toebehoort. Dit kan alleen indien degene aan wie het toebehoorde bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmee dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden (artikel 33a lid 2 sub a Sr).
Uit het procesdossier blijkt dat klaagster en haar partner betrokken waren bij de illegale activiteiten van veroordeelde. Zo blijkt uit chatgesprekken dat veroordeelde geld in de woning van [bestandsnaam] en zijn partner heeft gestald. Zo geeft hij aan geld door de brievenbus te hebben gedaan of bij hun op tafel te hebben gelegd. Op een gegeven moment geeft veroordeelde ook zijn nieuwe telefoonnummer aan [bestandsnaam] met de mededeling dat deze ‘schoon’ moet blijven.
Dat veroordeelde geld heeft gestald bij klaagster doet tevens vragen rijzen omtrent het eigendom en de herkomst van het geldbedrag. Omdat klaagster tevens verdachte is en zij in haar woning geld van haar zwager heeft gestald en die zwager voor witwassen is veroordeeld en bij de doorzoeking ook geld, namelijk € 3.415,- is aangetroffen, is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen geldbedragen zal verbeurd verklaren.”
2.3
Artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidt:
“De belanghebbenden, andere dan de verdachte of veroordeelde, kunnen schriftelijk zich beklagen over de verbeurdverklaring van hun toekomende voorwerpen of over de onttrekking van zodanige voorwerpen aan het verkeer. Geen beklag staat open, indien het bedrag, waarop de verbeurdverklaarde voorwerpen bij de uitspraak zijn geschat, is betaald of ingevorderd, dan wel vervangende vrijheidsstraf is toegepast.
2. Het klaagschrift wordt, binnen drie maanden nadat de beslissing uitvoerbaar is geworden, ingediend ter griffie van het gerecht dat in hoogste feitelijke aanleg de beslissing heeft genomen. Het klaagschrift kan langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
3. De behandeling van het klaagschrift door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
4. Acht het gerecht het beklag gegrond, dan herroept het de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer en geeft een last als bedoeld in artikel 353, tweede lid, onderdeel a of b.
5. Bij de herroeping van een verbeurdverklaring kan het gerecht de voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren, indien zij daarvoor vatbaar zijn. De artikelen 33b, 33c en 35, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn van overeenkomstige toepassing.”
Artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“1. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
a. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen;
b. voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
d. voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd;
e. voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd;
f. zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de onder a tot en met e bedoelde voorwerpen.
2. Voorwerpen als bedoeld in het eerste lid onder a tot en met e die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard indien:
a. degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, of
b. niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.
3. Rechten als bedoeld in het eerste lid, onder f, die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met de verkrijging van de voorwerpen waarop of ten aanzien waarvan deze rechten bestaan, door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, danwel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
4. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.”
2.4
De rechtbank heeft overwogen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen geldbedragen zal verbeurdverklaren, omdat er “vragen rijzen omtrent het eigendom en de herkomst” van de geldbedragen en de klaagster zelf verdachte is. Daarmee heeft de rechtbank miskend dat de betreffende geldbedragen al onherroepelijk door de politierechter zijn verbeurdverklaard en dat het in de beklagprocedure van artikel 552b Sv gaat om de beoordeling of de klager of klaagster kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 552b lid 1 Sv en, zo ja, of – mede gelet op artikel 33a lid 2, aanhef en onder a, Sr – grond bestaat voor herroeping van die verbeurdverklaring. De ongegrondverklaring van het beklag is daarom ontoereikend gemotiveerd. De cassatiemiddelen klagen daarover terecht.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 juni 2022.