In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die van Iraakse nationaliteit is, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 8 september 2023 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser internationale bescherming geniet in Italië. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2023 behandeld.
De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser terug kan keren naar Italië. De eiser voerde aan dat hij daar te vrezen heeft voor zijn broer en een Italiaanse partner vanwege geldproblemen. De staatssecretaris stelde echter dat de eiser zich kan wenden tot de Italiaanse autoriteiten voor bescherming en dat er geen reden is om aan te nemen dat de eiser in Italië in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terechtkomt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser en relevante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar overwegingen betrokken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser kan terugkeren naar Italië en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.