ECLI:NL:RBDHA:2023:19455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.21873 en NL23.16070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke bescherming voor Oekraïense ontheemden en de voorwaarden voor toekenning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker, een Oekraïense nationaliteit, had verzocht om tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn 2001/55/EG, maar werd door verweerder niet in aanmerking geacht voor deze bescherming. Verweerder stelde dat verzoeker vóór de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne was vertrokken en daarom niet voldeed aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 april 2023, waarin hem werd meegedeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming. Na een zitting op 23 augustus 2023, waarin verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verzoeker niet onder de doelgroep van de Richtlijn valt, omdat hij niet ontheemd is geraakt door de militaire invasie in Oekraïne. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, met de conclusie dat verzoeker geen rechten kan ontlenen aan de Richtlijn. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.21873 (beroep)
NL23.16070 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2023 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoeker] , verzoeker

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. T.E. van Houwelingen-Boer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Procesverloop

In het besluit van 5 april 2023 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn). [1]
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 4 juli 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van verzoeker (kennelijk) ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek en het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
1. Verzoeker heeft gevraagd te worden vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van het griffierecht. Gelet op de onderbouwing daarvoor ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat verzoeker wordt vrijgesteld voor het griffierecht.
Artikel 8:86 van de Awb [2]
2. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter na behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening ter zitting onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, als zij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter is tot de conclusie gekomen dat in dit geval aanleiding bestaat om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Verzoeker heeft daar ter zitting toestemming voor gegeven. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Achtergrond en besluitvorming
3. Verzoeker is van Oekraïense nationaliteit en heeft zich gemeld bij het loket van de IND [3] om een bewijs van rechtmatig verblijf te krijgen.
4. Met het bestreden besluit is verzoeker te kennen gegeven dat hij niet voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn in aanmerking komt, omdat verzoeker al vóór de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne is vertrokken en voor die datum niet in Nederland verbleef. Ook is verzoeker geen gezinslid van een persoon die recht heeft op tijdelijke bescherming. Verzoeker heeft verklaard sinds de zomer van 2021 niet meer in Oekraïne te zijn geweest. Een Poolse inreisstempel van 23 september 2021 in zijn paspoort bevestigt dit. Verzoeker heeft verder verklaard sinds juli 2022 in Nederland te verblijven. Het bewijs van inschrijving op 27 juli 2022 als inwoner van de gemeente Amsterdam bevestigt dit. Verweerder stelt verder dat verzoeker niet ontheemd is geraakt door het gewapende conflict in Oekraïne of de dreiging daarvan.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de Richtlijn de Raad bij een massale toestroom van ontheemden een besluit kan aannemen, waarin wordt bepaald dat bepaalde categorieën ontheemden in de lidstaten tijdelijke bescherming krijgen krachtens de Richtlijn. [4] Nederland heeft de Richtlijn bij wet van 16 december 2004 in het nationale recht geïmplementeerd. [5]
5.2.
De Raad heeft vervolgens besloten om in het Uitvoeringsbesluit [6] krachtens de Richtlijn aan bepaalde categorieën personen tijdelijke bescherming te bieden die als gevolg van het gewapende conflict in Oekraïne ontheemd zijn geraakt. In het Uitvoeringsbesluit heeft de Raad bepaald dat de volgende categorieën personen die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie van Oekraïne overeenkomstig de Richtlijn tijdelijke bescherming krijgen: [7]
a. Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven;
b. staatlozen en onderdanen van andere landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genoten;
c. gezinsleden van de in punten a. en b. genoemde personen.
5.3.
Welke categorieën personen in Nederland tijdelijke bescherming kunnen verkrijgen, is nader uitgewerkt in artikel 3.1a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV). Verweerder heeft op 17 augustus 2022 in het VV een nieuwe bepaling, artikel 3.9a, opgenomen. [8] Dit artikel luidt als volgt:
“1. Als vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit [9] , zijn aangewezen vreemdelingen die:
a. de Oekraïense nationaliteit hebben en die na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd;
b. de Oekraïense nationaliteit hebben en die kunnen aantonen dat zij in de periode vóór 27 november 2021 feitelijk al in Nederland verbleven; (…).”
Ontheemd
6.1.
Verzoeker voert aan dat hij ontheemd is in de zin van de Richtlijn en in die zin wel onder de doelgroep van de Richtlijn valt.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat dat verzoeker voor de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne is vertrokken. Hij is op 23 september 2021 Polen ingereisd en heeft daar een korte tijd gewerkt. In de zomer van 2022 is hij vervolgens Nederland ingereisd.
6.3.
De stelling van verzoeker dat hij ontheemd is geraakt in de zin van de Richtlijn, volgt de voorzieningenrechter niet. Het Uitvoeringsbesluit strekt ertoe om tijdelijke bescherming te verlenen aan Oekraïense onderdanen die in Oekraïne verbleven en sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt door de militaire invasie. Verzoeker verbleef sinds september 2021 niet meer in Oekraïne en heeft Oekraïne daarom ook niet verlaten vanwege de militaire invasie maar om een andere reden. Hij is dus niet ontheemd geraakt zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit, namelijk niet vanwege de militaire invasie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker daarom niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming volgens de Richtlijn.
Ontnomen rechten
7.1.
Verzoeker stelt dat door het bestreden besluit ten onrechte zijn rechten op grond van de Richtlijn worden ontnomen.
7.2.
Verweerder heeft toegelicht dat vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne die zich melden bij een gemeente, als zodanig worden ingeschreven in de BRP [10] . Nadat de vreemdeling uit Oekraïne is ingeschreven in de BRP ontvangt de IND hiervan een bericht, waarmee onder meer de Basisvoorziening Vreemdelingen wordt gevuld. De aanmelding bij de gemeente, waarbij een verzoek is gedaan om verstrekking van opvang en voorzieningen als ontheemde uit Oekraïne en welke heeft geleid tot inschrijving in de BRP, wordt door de IND aangemerkt als de uiting van een asielwens. Hiermee ontstaat reeds op dat moment rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw [11] . Op grond daarvan wordt door de IND een verblijfstitel toegekend die specifiek ziet op tijdelijke beschermden uit Oekraïne. Vervolgens wordt door de IND beoordeeld of de vreemdeling daadwerkelijk onder de Richtlijn valt. In dat verband is van belang dat de vaststelling van de verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen behoort tot de bevoegdheid van de IND. De (aanvankelijke) inschrijving door de gemeenten in de BRP biedt mede gelet hierop geen garantie dat de vreemdeling terecht als verzoeker om tijdelijke bescherming is geregistreerd. Indien de IND op het moment dat vreemdeling zich meldt voor afgifte van een sticker dan wel een O-document tot het oordeel komt dat de vreemdeling niet behoort tot de doelgroep van de Richtlijn, wordt een brief afgegeven waarin de weigering is vervat. Om te voorkomen dat een niet tijdige verstrekking van stickers en O-documenten de toegang tot de arbeidsmarkt te zeer belemmert, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorzien in een overgangsregeling welke aanvankelijk duurde tot 31 augustus 2022. Omdat onzeker was of alle ontheemden die dit willen en recht hebben op deze documenten, deze ook vóór 1 september van de IND konden verkrijgen, is deze overgangsregeling verlengd tot en met 31 oktober 2022.
7.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder om praktische redenen ervoor heeft gekozen om vreemdelingen, vóór de beoordeling of een vreemdeling tot de doelgroep van de Richtlijn behoort, een verblijfstitel te geven. Dit is zo ook bij verzoeker gebeurd. Dit betekent echter niet dat verzoeker aan deze verblijfstitel rechten kon ontlenen. Nu de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet valt onder de Richtlijn, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verzoeker ook nooit rechten heeft kunnen ontlenen aan deze Richtlijn. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er geen rechten op grond van de Richtlijn aan verzoeker worden ontnomen, omdat hij dus in feite nooit recht had op deze rechten.
Persoonlijke omstandigheden
8.1.
Verzoeker meent dat er sprake is van motivering- en zorgvuldigheidsgebreken omdat verweerder geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, zoals zijn medische omstandigheden, opvangsituatie, leefgeld en het recht om te werken (zoals ook bedoeld in artikel 15 van de Opvangrichtlijn [12] ). [13] Tot slot stelt verzoeker dat verweerder ten onrechte verzuimd heeft om toepassing te geven aan het evenredigheidsbeginsel.
8.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder geen belangenafweging hoefde te maken omdat er geen rechten aan verzoeker zijn ontnomen. Verder komt verzoeker niet, zoals hij stelt, in een slechtere positie terecht dan voor het besluit van verweerder.
Verzoeker heeft immers aangegeven dat hij tijdens zijn verblijf in Nederland niet heeft gewerkt en niet heeft verbleven in de gemeentelijke opvang. Als verzoeker zich in Ter Apel meldt voor een asielaanvraag, kan hij tijdens zijn asielprocedure werken, zij het onder andere voorwaarden. Daarbij krijgt verzoeker tijdens zijn asielprocedure opvang en zal hij dus niet op straat terecht komen. Ook zijn in Ter Apel voorzieningen voor de medische problemen van verzoeker.
Horen
9.1.
Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen in de bezwaarfase. Verweerder mag alleen afzien van horen als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Op pagina 1 van het bestreden besluit staat echter dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard. Er is dus geen sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar. Verzoeker verwijst daarnaast naar de uitspraak van de Afdeling [14] van 6 juli 2022. [15]
9.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat volgens bovengenoemde uitspraak van de Afdeling het uitgangspunt is dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord en dat daar, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, vanaf kan worden gezien. De voorzieningenrechter acht van belang dat ten tijde van het bestreden besluit het al duidelijk was dat verzoeker niet onder de doelgroep van de Richtlijn valt. Ook was er, gelet op wat hiervoor is overwogen, voor verweerder geen andere aanleiding om tijdens de bezwaarfase verzoeker te horen. Dat er sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar blijkt, ondanks dat dit niet duidelijk op pagina 1 van het bestreden besluit staat, wel uit de tekst van het bestreden besluit en dit staat wel expliciet op pagina 6 van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat verweerder in dit geval van het horen in bezwaar heeft kunnen afzien.
Conclusie en gevolgen
10. Verweerder heeft terecht besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen omdat inmiddels op het beroep is beslist. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep met nummer NL23.21873 ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening met nummer NL23.16070 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. van Soldt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van de Europese Unie (de Raad) van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (hierna: de Richtlijn).
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Immigratie en Naturalisatiedienst.
4.Zie artikel 5 van de Richtlijn.
5.Wet van 16 december 2004 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequentie van de opvang van deze personen (PbEG L212), Staatsblad, 28 december 2004, 691.
6.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/3826.
7.Artikel 2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit.
8.Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 17 augustus 2022, nummer 4123685, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 in verband met het aanpassen van de doelgroep ontheemden uit Oekraïne, waaraan tijdelijke bescherming wordt verleend, Staatscourant, 25 augustus 2022, nr. 22623.
9.het Vb.
10.Basisregistratie Personen.
11.Vreemdelingenwet 2000.
12.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming.
13.In dit kader verwijst verzoeker naar een uitspraak deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 2 februari 2023, NL22.846 en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 7 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8261 en naar de Verzamelbrief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 14 oktober 2022 (Kamerstukken 19 637 en 36 045, nr. 2994), kenmerk: 4253233, p. 2 en de Verzamelbrief van 16 december 2022, Kamerstukken 19 637 en 36 045, kenmerk: 4374546, p. 2 en de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:11.
14.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.