In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023, in de zaak SGR 22/2375, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om vergoeding van proceskosten in bezwaar beoordeeld. Eiseres, in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam], had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het CIZ om de proceskosten niet te vergoeden, omdat de gemachtigde, haar vader, tot hetzelfde huishouden behoort en er geen sprake zou zijn van beroepsmatige rechtsbijstand. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de proceskostenvergoeding terecht is, omdat de rechtsbijstand niet op zakelijke basis is verleend. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde, ondanks zijn ervaring, had moeten weten dat rechtsbijstand aan een familielid in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking komt. Eiseres had ook geen gerechtvaardigde verwachting dat de proceskosten vergoed zouden worden, gezien de omstandigheden en de kennis van de gemachtigde. Het beroep tegen het eerste bestreden besluit wordt niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond wordt verklaard. Eiseres krijgt wel het griffierecht vergoed, maar niet de proceskosten in bezwaar.