In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 26 augustus 2023, waarin aan eiser werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser, afkomstig uit Oekraïne, had op 23 februari 2022 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en vluchtte naar Nederland na de inval van Rusland. Hij diende op 31 augustus 2022 een asielaanvraag in en kwam in aanmerking voor tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de zogenoemde facultatieve groep, waartoe eiser behoort, te beëindigen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in zijn besluit heeft aangegeven dat de tijdelijke bescherming per 4 september 2023 eindigt, omdat eiser niet meer onder de doelgroep van de Richtlijn valt.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen onrechtmatige beslissing heeft genomen en dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende zijn om het besluit te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.