ECLI:NL:RVS:2024:456
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 6 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 26 augustus 2023, hield in dat het recht op bescherming van de vreemdeling, dat was verleend op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, op 4 september 2023 zou eindigen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 8 december 2023 het beroep ongegrond verklaarde.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. De tijdelijke bescherming is namelijk geboden op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, en de beëindiging daarvan moet aansluiten bij de voorwaarden van deze richtlijn. De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde, waardoor het hoger beroep gegrond werd verklaard.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het besluit van 26 augustus 2023 werd eveneens vernietigd. De Raad van State stelde vast dat de tijdelijke bescherming van de vreemdeling van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.625,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.