ECLI:NL:RBDHA:2023:19165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
NL23.27723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag

In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 7 september 2023 ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoekster haar aanvraag op 6 april 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 6 oktober 2022. De staatssecretaris heeft deze termijn echter verlengd met negen maanden, waardoor de termijn pas op 6 juli 2023 eindigde.

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was, en concludeert dat de ingebrekestelling van verzoekster te vroeg is ingediend. Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er ook geen grond voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af als kennelijk ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27723

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster

v-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde. mr.R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag.
Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 7 september 2023 ingewilligd.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoekster heeft de aanvraag ingediend op 6 april 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoekster op 6 oktober 2022 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [1] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor verzoekster pas op 6 juli 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [2] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [3] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 1 november 2022 te vroeg is ingediend. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoekster het beroep niet had ingetrokken.
3.
Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
3.Vreemdelingenwet 2000.