In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 7 september 2023 ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoekster haar aanvraag op 6 april 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 6 oktober 2022. De staatssecretaris heeft deze termijn echter verlengd met negen maanden, waardoor de termijn pas op 6 juli 2023 eindigde.
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was, en concludeert dat de ingebrekestelling van verzoekster te vroeg is ingediend. Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er ook geen grond voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af als kennelijk ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de beslissing.