ECLI:NL:RBDHA:2023:19159
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming over aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en vrijstelling griffierecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 december 2023, is de zaak aan de orde waarin eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde I. Azar, een verzoek heeft ingediend om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft dit verzoek voorlopig toegewezen, aangezien eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
De rechtbank behandelt vervolgens de aanvraag van eiser om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiser heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op zijn aanvraag is beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is, omdat verweerder de beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden. De rechtbank legt verweerder op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb.