ECLI:NL:RBDHA:2023:19135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.23967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris had dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Bulgarije als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigden, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, gezien de omstandigheden in Bulgarije. Hij verwees naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en naar rapporten van non-gouvernementele organisaties die wijzen op problemen met de opvangcapaciteit en de behandeling van Dublinclaimanten in Bulgarije.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de staatssecretaris zich terecht baseert op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de informatie die eiser aanvoert niet voldoende is om van dit beginsel af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23967

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mrs. C.G.J.M. Lucassen en M.E. Hoekstra),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. I. Lohmann-Kamphuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om overname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.

Kan voor Bulgarije worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris voor Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Eiser is van mening dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 augustus 2023, waaruit volgt dat de staatssecretaris voor Bulgarije nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, [2] niet gevolgd kan worden. Hoewel de Afdeling heeft geoordeeld dat een Dublinclaimant geen risico loopt om slachtoffer te worden van een pushback, hebben meerdere non-gouvernementele organisaties verklaard dat een Bulgaarse statushouder drie keer slachtoffer is geworden van een pushback. [3] Als zelfs een statushouder slachtoffer wordt van een pushback, loopt een Dublinclaimant dit risico ook. Verder voert eiser aan dat de Afdeling in haar uitspraak volstaat met de overweging dat uit het AIDA-rapport van maart 2023 blijkt dat het bezettingspercentage van de Bulgaarse opvang 61% is en dat er daarom geen opvangproblemen zijn in Bulgarije. [4] De Afdeling is in haar uitspraak echter niet ingegaan op de informatie uit het AIDA-rapport waaruit blijkt dat alle niet-kwetsbare Dublinclaimanten die worden overgedragen aan Bulgarije voor voedsel en accommodatie afhankelijk zijn van beperkte opvangcapaciteit in Bulgarije. In 2022 rapporteerde het Bulgaarse staatsagentschap voor vluchtelingen een ernstig gebrek aan capaciteit om niet-kwetsbare terugkerende Dublinclaimanten op te vangen. [5] Ter onderbouwing wijst eiser op een uitspraak van de zittingsplaats Rotterdam van deze rechtbank, waarin de rechtbank oordeelde dat de informatie op pagina 79 van het AIDA-rapport op gespannen voet stond met de informatie op pagina 45 en 46. [6] Daarnaast is de Afdeling in haar uitspraak niet ingegaan op de ondermaatse omstandigheden in bijna alle opvangcentra. [7] Volgens eiser dient de staatssecretaris daarom nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije. [8]
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij volgens vaste (en recente) rechtspraak voor Bulgarije mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [9] Wat eiser heeft aangevoerd, geeft geen reden hiervan af te wijken. De Afdeling heeft in de eergenoemde uitspraak van 16 augustus 2023 uiteengezet dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat een Dublinclaimant slachtoffer wordt van een pushback. [10] Het enkele feit dat uit één blogbericht het tegendeel blijkt, maakt dit niet anders. De informatie van het Bulgaarse staatsagentschap waaruit zou moeten blijken dat er in Bulgarije ernstige problemen zijn met de opvangcapaciteit leidt ook niet tot een ander oordeel. Uit het AIDA-rapport waarin die informatie is betrokken, blijkt dat er een bezettingspercentage van 61% is. [11] Daaruit kan worden opgemaakt dat er geen problemen zijn in het kader van de opvangcapaciteiten. De Afdeling heeft bovendien overwogen dat een vreemdeling die terugkeert naar Bulgarije in het licht van een Dublinprocedure in beginsel wel toegang tot opvang heeft, maar dat dit afhangt van de opvangcapaciteit op dat moment. [12] Dat Dublinclaimanten toegang hebben tot opvang in Bulgarije wordt bevestigd door het feit dat de opvangcapaciteit van Bulgarije 61% is. De door eiser overgelegde foto’s leiden niet tot een ander oordeel. Hoewel eiser door middel van de foto’s aannemelijk heeft gemaakt dat hij in ondermaatse omstandigheden heeft verbleven in Bulgarije, leidt dit niet tot het oordeel dat voor Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Uit deze foto’s van één opvangcentrum kan namelijk niet worden opgemaakt dat de algehele situatie in Bulgarije zodanig slecht is dat daarmee de drempel uit het arrest Jawo wordt gehaald. [13] Bovendien is niet duidelijk in welk opvangcentrum de foto’s zijn gemaakt en in welk stadium van de asielprocedure eiser zich bevond toen hij de foto maakte. Daardoor heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinclaimant ook in een dergelijk opvangcentrum terecht zal komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand kan blijven. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.
3.Eiser wijst op https://detainedinbg.com/blog/2022/08/04/public-statement-on-the-forcible-repulsion-of-a-person-granted-humanitarian-status-in-bulgaria/.
4.Eiser wijst op ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133, r.o. 4.13 en op het AIDA-rapport over Bulgarije over het jaar 2022 (gepubliceerd in maart 2023), p. 75-76 en 79.
5.Eiser wijst op het AIDA-rapport over Bulgarije over het jaar 2022 (gepubliceerd in maart 2023), p. 45-46.
6.Rb. Den Haag, zp Rotterdam 12 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8433, r.o. 8.
7.Eiser wijst ter onderbouwing op het AIDA-rapport over Bulgarije over het jaar 2022 (gepubliceerd in maart 2023), p. 76 en op vijf foto’s die hij van een Bulgaars opvangcentrum heeft gemaakt. Hij wijst ook op Rb. Den Haag, zp Zwolle 15 juni 2023, zaaknummer NL23.6119 (niet gepubliceerd).
8.Eiser wijst ter onderbouwing op Rb. Den Haag, zp Zwolle 15 juni 2023, NL23.6119, (niet gepubliceerd), r.o. 6.2.
9.ABRvS 7 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2123 en ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.
10.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133, r.o. 4.7 en 4.8.
11.AIDA-rapport Bulgarije 2022, p. 75.
12.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133, r.o. 4.12 en AIDA-rapport Bulgarije 2022, p. 45-46.
13.HvJ EU 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, C-163/17