ECLI:NL:RBDHA:2023:19089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.19419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling aanvraag verblijfsvergunning wegens niet betalen legeskosten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de buitenbehandelingstelling van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 februari 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres geen legeskosten heeft betaald en haar verzoek om vrijstelling van deze kosten niet met bewijsstukken heeft onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de staatssecretaris aanwezig waren. Eiseres heeft verzocht om aanhouding, zodat zij zelf aanwezig kon zijn, wat door de rechtbank is ingewilligd. De behandeling is hervat op 23 oktober 2023.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft voldaan aan de vereisten voor vrijstelling van leges. Eiseres heeft meerdere keren de kans gekregen om haar verzoek te onderbouwen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de buitenbehandelingstelling van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19419

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Aboukir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de buitenbehandelingstelling van de aanvraag van eiseres.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 16 februari 2023 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 9 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris mr. H.R.D. Leene, hebben hieraan deelgenomen. De gemachtigde van eiseres heeft een verzoek om aanhouding gedaan zodat eiseres ook bij de behandeling op zitting aanwezig kon zijn. De rechtbank heeft dit verzoek op de zitting mondeling ingewilligd, het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat de behandeling van het beroep wordt hervat op 23 oktober 2023. Aan de behandeling van het beroep op de zitting van 23 oktober 2023 hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris mr. C.D.G. van IJzendoorn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de buitenbehandelingstelling van de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat de buitenbehandelingstelling van de aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feitenvaststelling aanvraag en procedureverloop
3. Eiseres beschikte in het verleden over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verblijf als familielid bij [naam]. Deze verblijfsvergunning was geldig tot 19 juli 2022. Bij brief van 19 april 2022 heeft de staatssecretaris eiseres laten weten dat haar verblijfsvergunning ging verlopen. Ook is eiseres geïnformeerd op welke manier zij tijdig een nieuwe vergunning kon aanvragen of hoe zij haar bestaande verblijfsvergunning kon verlengen. Zij heeft geen verlengingsaanvraag ingediend, daarom is haar verblijfvergunning op 19 juli 2022 verlopen.
3.1.
Eiseres heeft op 16 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor vervanging of vernieuwing van het vreemdelingendocument vanwege verlies. De staatssecretaris heeft haar schriftelijk op 5 en 27 september 2022 de mogelijkheid tot herstel verzuim geboden. Niet langer in geschil is dat eiseres op 27 oktober 2022 heeft ingestemd met de omzetting van haar aanvraag naar een aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning regulier. De staatssecretaris heeft op 5 september 2022, 27 oktober 2022 en 30 januari 2023 telefonisch contact gehad met eiseres over het betalen van de legeskosten. Eiseres heeft geen leges betaald en haar verzoek om vrijstelling van leges niet met stukken onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
4. Als uitgangspunt bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd geldt dat de aanvrager legeskosten moet betalen voordat de aanvraag in behandeling wordt genomen. Het vrijstellen van leges is een uitzonderingssituatie en wordt enkel door de staatssecretaris verleend als het verzoek deugdelijk wordt onderbouwd.
In de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is in paragraaf B1/8.3.2. opgenomen hoe de staatssecretaris het verzoek om vrijstelling van leges op grond van artikel 8 van het EVRM in behandeling neemt. De vreemdeling dient bij de indiening van de aanvraag bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat de vreemdeling niet de financiële mogelijkheid heeft om leges te betalen. De vreemdeling overlegt een inkomensverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand ten behoeve van de referent. Ook overlegt de vreemdeling bewijsstukken die aannemelijk maken dat de vreemdeling en referent op korte termijn geen beschikking zullen krijgen over het geldbedrag ter voldoening van de leges. De vreemdeling maakt daarnaast aannemelijk dat hij en de referent geen (financieel) beroep kunnen doen op familieleden of derden.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet heeft voldaan aan de vereisten om in aanmerking te komen voor vrijstelling van het legesvereiste. De staatssecretaris heeft eiseres verschillende keren in de gelegenheid gesteld om leges te betalen of met bewijsstukken te onderbouwen waarom zij van die verplichting zou moeten worden vrijgesteld, laatstelijk bij brief van 15 mei 2023. Eiseres heeft het één noch het ander gedaan. De staatssecretaris stelt zich daarom terecht op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op korte termijn geen beschikking zal krijgen over het geldbedrag ter voldoening van de leges. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris ten onrechte de hoorplicht geschonden?
5. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris haar in de bezwaarfase ten onrechte niet heeft gehoord. Tijdens een hoorzitting had eiseres naar eigen zeggen de mogelijkheid gehad om uit te leggen waarom zij de door haar gestelde financiële problemen niet kan onderbouwen met stukken.
5.1.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 6 juli 2022 [1] het toetsingskader van de hoorplicht in vreemdelingenzaken uiteen gezet. Kort samengevat volgt uit deze uitspraak dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris een vreemdeling hoort in bezwaar. [2] Van deze hoorplicht kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. [3] Uit vaste jurisprudentie volgt dat hiervan sprake is als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. [4] Van kennelijke ongegrondheid kan onder andere sprake zijn als de vreemdeling in de bezwaarschriftprocedure van de staatssecretaris de gelegenheid heeft gekregen om zijn stelling schriftelijk nader te onderbouwen en blijkt dat de vreemdeling niet alle aangekondigde stukken heeft overlegd, dat er anderszins nog stukken ontbreken, dat er sprake is van tegenstrijdigheden in het dossier en dat zaken nog onduidelijk zijn. [5]
5.2.
Eiseres heeft ook in bezwaar (bij herhaling) de mogelijkheid van de staatssecretaris gekregen om haar verzoek tot vrijstelling van de legeskosten te onderbouwen met bewijsstukken of anderszins van een schriftelijke onderbouwing te voorzien. Zij heeft haar verzoek niet onderbouwd en heeft ook niet gereageerd op de brief van de staatssecretaris van 15 mei 2023. Daarmee was er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit. De staatssecretaris heeft daarom het bezwaar van eiseres ongegrond kunnen verklaren, zonder haar voordien te horen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van het griffierecht: er is sprake van een ongegrond beroep en zij is vrijgesteld van het betalen van griffierecht. Zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
2.Artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 7:3 van de Awb.
4.Vergelijk ABRvS van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2564.
5.Idem, rechtsoverweging 4.3.