ECLI:NL:RBDHA:2023:19062
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming van een Oekraïense asielzoeker na de inval van Rusland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 augustus 2023, waarin is meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser, afkomstig uit Oekraïne, had eerder tijdelijke bescherming gekregen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De staatssecretaris had op 3 juli 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming te beëindigen, waarop eiser zijn zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort, te beëindigen. Eiser had op 23 februari 2022 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en vluchtte naar Nederland na de Russische inval. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser's argument dat hij in aanmerking zou moeten komen voor tijdelijke bescherming omdat hij getrouwd is met een Oekraïense vrouw die tijdelijke bescherming geniet, wordt verworpen. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een gezinssituatie die in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.