ECLI:NL:RBDHA:2023:19040
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afgeleid EU-verblijfsrecht en tegenstrijdigheden in verklaringen over relatie; beoordeling van de afwijzing van een verblijfsdocument aanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER beoordeeld. Eiseres, geboren in 1978 en van Russische nationaliteit, stelt een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben vanwege haar relatie met de heer [naam 1], die de Griekse nationaliteit heeft. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die concludeerde dat er sprake was van een schijnrelatie, gebaseerd op tegenstrijdige verklaringen van eiseres en haar referent tijdens een hoorzitting.
De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres betwist de afwijzing en wijst op fouten in de beoordeling, zoals een verkeerde straatnaam en de hoorplicht. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de verklaringen van eiseres en referent op essentiële punten niet overeenkwamen. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag op basis van de beschikbare informatie kon afwijzen en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de beslissing dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.