ECLI:NL:RBDHA:2023:19040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/7789 en AWB 23/7790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afgeleid EU-verblijfsrecht en tegenstrijdigheden in verklaringen over relatie; beoordeling van de afwijzing van een verblijfsdocument aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER beoordeeld. Eiseres, geboren in 1978 en van Russische nationaliteit, stelt een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben vanwege haar relatie met de heer [naam 1], die de Griekse nationaliteit heeft. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die concludeerde dat er sprake was van een schijnrelatie, gebaseerd op tegenstrijdige verklaringen van eiseres en haar referent tijdens een hoorzitting.

De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres betwist de afwijzing en wijst op fouten in de beoordeling, zoals een verkeerde straatnaam en de hoorplicht. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de verklaringen van eiseres en referent op essentiële punten niet overeenkwamen. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag op basis van de beschikbare informatie kon afwijzen en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de beslissing dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/7789 en AWB 23/7790
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 1 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.G. Evers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 14 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft alleen het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, referent de heer [naam 1] en de gemachtigde van verweerder. Ook de heer [naam 2] was aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1978 en heeft de Russische nationaliteit. Eiseres stelt een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben vanwege haar gestelde partner, de heer [naam 1] (referent), die de Griekse nationaliteit heeft.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Volgens verweerder waren er verschillende indicaties aanwezig die kunnen duiden op een schijnrelatie, waardoor hij nader onderzoek naar de relatie heeft gedaan door middel van een hoorzitting. Omdat eiseres en referent tijdens deze hoorzitting tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres en referent een relatie zijn aangegaan met als enig doel om het recht van vrij verkeer en verblijf te verkrijgen zoals neergelegd in de Verblijfsrichtlijn. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres verwijst allereerst naar haar bezwaarschrift en wenst dat haar bezwaargronden als herhaald en ingelast worden beschouwd. In de bezwaargronden worden alle tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en referent onder elkaar gezet, maar alle overige gedetailleerde verklaringen komen wel met elkaar overeen. Daarnaast heeft de foute vermelding van de straatnaam waar eiseres en referent hebben gewoond wel degelijk een rol van betekenis gespeeld in de beoordeling, in tegenstelling tot wat verweerder in het bestreden besluit stelt. Aan eiseres is tegengeworpen dat zij nooit ingeschreven heeft gestaan op dit adres, maar daarbij is naar de verkeerde straatnaam gekeken. Verder heeft verweerder ten onrechte geen waarde toegekend aan de verklaring van de heer Cox. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden, en eiseres wijst hierbij op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 6 juli 2022. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Eiseres heeft verzocht haar bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de bezwaargronden kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het besluit te vernietigen en gaat hierna in op de in beroep aangevoerde gronden.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen en overweegt hiertoe het volgende.
6.1.
Over het adres heeft verweerder kunnen overwegen dat in het primaire besluit een kennelijke verschrijving is gemaakt met betrekking tot de straatnaam. Hoewel in het primaire besluit gesproken wordt over de [straatnaam 2] in plaats van de [straatnaam 1], is de vaststelling van verweerder op basis van de inschrijvingen in de BRP [3] juist. Uit de, in bezwaar overgelegde, uittreksels van de BRP blijkt namelijk dat referent een periode ingeschreven stond op de [straatnaam 1], maar dat eiseres nooit op dit adres ingeschreven heeft gestaan. Daarnaast heeft verweerder er in het bestreden besluit terecht op gewezen dat deze omstandigheid geen reden tot afwijzing is geweest, maar één van de indicatoren die een reden zijn geweest om nader onderzoek te doen naar de relatie. Eiseres heeft in de beroepsgronden niet nader onderbouwd waarom de kennelijke verschrijving van verweerder zou moeten leiden tot vernietiging van het besluit.
6.2.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat van een vreemdeling en zijn of haar gestelde partner mag worden verwacht dat zij over essentiële gebeurtenissen in hun gemeenschappelijke leven gelijkluidende verklaringen afleggen. [4] De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiseres en referent op essentiële punten verschillend hebben verklaard, onder andere over hoe vaak zij elkaar zagen in de periode na hun eerste ontmoeting, het moment waarop hun relatie is ontstaan, voor hoe lang eiseres een periode in het buitenland is geweest en over operaties die eiseres heeft ondergaan. De enkele stelling dat de overige verklaringen wel met elkaar overeenkomen, doet hier niet aan af. Eiseres heeft niet nader onderbouwd welke verklaringen dit zijn en waarom deze verklaringen tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
6.3.
Verweerder heeft op basis van de verklaring van de heer [naam 2] niet tot een andere conclusie hoeven komen over de relatie van eiseres en referent. In de verklaring staat enkel dat de heer Cox weet dat eiseres in de lente van 2020 een relatie kreeg met referent en dat zij, voor zover hij weet, sinds het vertrek van eiseres uit de opvang samen zijn. De inhoud van deze verklaring zegt hiermee niets over de aard van de relatie en biedt geen inzicht in de motieven die hebben geleid tot deze relatie.
6.4.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat van schending van de hoorplicht geen sprake is. Eiseres en referent zijn in de aanvraagfase van deze procedure uitgebreid door verweerder gehoord. Gelet op de motivering van het daaropvolgende primaire besluit en op wat door eiseres is aangevoerd in de bezwaarfase, heeft verweerder kunnen vaststellen dat er geen twijfel over bestond dat het bezwaar ongegrond was. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [5]
9. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
3.Basisregistratie personen.
4.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2434, r.o. 3.1. en 3.2.
5.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.