ECLI:NL:RBDHA:2023:18972
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 14 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres had op 19 januari 2023 een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van 90 dagen beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld, waarna zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat er geen besluit is genomen door de staatssecretaris. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van €100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast wordt een bestuurlijke dwangsom van €1.442,- vastgesteld, omdat de staatssecretaris meer dan 42 dagen in gebreke is gebleven. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op €418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres kan binnen zes weken een verzetschrift indienen als zij het niet eens is met de uitspraak.