ECLI:NL:RBDHA:2023:1880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL23.816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag had ingediend op 29 mei 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft de zaak op 9 februari 2023 behandeld.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) de asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat uit Eurodac-onderzoek bleek dat eiser op 29 april 2022 illegaal Italië is binnengekomen. Italië heeft het verzoek om overname op 9 september 2022 geaccepteerd. Eiser betwist echter dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië nog van toepassing is, verwijzend naar een circulaire van de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022, waarin wordt gesteld dat overdrachten naar Italië tijdelijk zijn opgeschort vanwege tekortkomingen in de opvang.

De rechtbank concludeert dat, hoewel er onzekerheid bestaat over de opvangsituatie in Italië, dit niet betekent dat de staatssecretaris niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Eiser heeft niet aangetoond dat de situatie in Italië zodanig is dat zijn asielaanvraag niet daar behandeld kan worden. De rechtbank wijst erop dat de Italiaanse autoriteiten op 7 februari 2023 hebben verzocht om de overdrachten op te schorten, maar dat dit een tijdelijke maatregel betreft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen aanleiding had om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen, en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.816

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.817, op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen O. Al-Othman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Op 29 mei 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit onderzoek uit Eurodac is gebleken dat eiser op 29 april 2022 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] . Italië heeft het verzoek op 9 september 2022 geaccepteerd.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe aan dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de circular letter van de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022 blijkt dat de overdrachten naar Italië tijdelijk worden opgeschort vanwege tekortkomingen in de opvang. Er is daarom geen garantie dat wanneer de opschorting wordt opgeheven, er wel opvang mogelijk is. Dit volgt ook uit de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen ’s-Hertogenbosch [3] , Utrecht [4] en Roermond [5] . Het is onduidelijk hoe lang de opschorting zal voortduren. Verweerder had daarom moeten onderzoeken of de tekortkomingen in de opvang structureel zijn. Tot slot wonen broers van eiser, met wie hij een bijzondere band heeft, in Nederland, en heeft hij hier een partner, waarmee hij een kind verwacht. Op grond van artikel 8 van het EVRM [6] en artikel 17 van de Dublinverordening [7] moet verweerder de asielaanvraag van eiser in behandeling nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Verweerder mag in beginsel ten aanzien van Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is recentelijk door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bevestigd in de uitspraken van 10 januari 2022 en 26 augustus 2022. [8] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hier niet in geslaagd. De door eiser aangehaalde circular letter ziet op een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel dat niet met zich brengt dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië kan worden uitgegaan. De rechtbank wijst ter vergelijking naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [9] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Hoewel onzeker is hoelang de opschorting van de overdrachten naar Italië zal voortduren, leidt dit dan ook niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is of dat verweerder de asielaanvraag onverplicht in behandeling moet nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
6. Daarnaast is ter zitting gebleken dat de Italiaanse autoriteiten op dinsdag 7 februari 2023 hebben verzocht de overdrachten op te schorten tot en met de tweede week van februari 2023. Uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten volgt dan ook niet dat de overname- of terugnameverzoeken worden afgewezen. Ook hieruit blijkt dat het gaat om een tijdelijke opschorting van de overdrachten. Verweerder is daarom niet gehouden nader onderzoek te doen.
7. Verweerder heeft ook voorts geen aanleiding hoeven zien toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Zo heeft eiser de familieband met zijn gestelde broers niet onderbouwd. Ook is de aanvraag van de partner van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië hiervoor verantwoordelijk is. Het beroep op artikel 8 van het EVRM slaagt daarom evenmin.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.Zie de uitspraak van 11 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:139.
4.29 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5701.
5.30 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:838.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Verordening (EU) nr. 604/2013.