ECLI:NL:RBDHA:2023:18697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
633418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkrechten door nagemaakte Apple accessoires en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Apple Inc. en drie gedaagden, waaronder de rechtspersoon [gedaagde 1]. Apple vorderde een verbod op inbreuk op haar merkrechten, schadevergoeding en andere nevenvorderingen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden, die betrokken waren bij de verkoop van nagemaakte Apple-accessoires, inbreuk maakten op de merkrechten van Apple. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden, waaronder [gedaagde 2] en [gedaagde 3], als bestuurders van [gedaagde 1] persoonlijk aansprakelijk waren voor de schade die Apple had geleden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet voldoende maatregelen hadden genomen om inbreuk op de merkrechten te voorkomen, ondanks herhaalde sommatiebrieven van Apple. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot het staken van de inbreuk, het afgeven van inbreukmakende producten ter vernietiging, en het doen van opgave van de verhandelde inbreukmakende producten. Tevens zijn dwangsommen opgelegd voor het geval de gedaagden niet aan de veroordelingen voldoen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Apple toegewezen, waarbij de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/633418 / HA ZA 22-680
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
APPLE INC.,
te Cupertino, California (Verenigde Staten van Amerika),
eisende partij,
hierna te noemen: Apple,
advocaat: mr. T. Berendsen te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] (vrouwelijk enkelvoud) en ieder afzonderlijk aangeduid als [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ,
advocaat: mr. R.A.G. Lips te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 28 en 29 juli 2022 met producties EP01 tot en met EP32;
- de conclusie van antwoord van 29 november 2022 met 8 producties;
- het tussenvonnis van 31 mei 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging aanvullende producties van Apple met producties EP33 tot en met EP40, van 26 september 2023;
- de aanvullende productie EP41 van Apple;
- de mondelinge behandeling van 12 oktober 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarbij namens Apple spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] waren van januari 2015 tot en met juni 2021 vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf 1] (hierna: de vof). De vof hield zich bezig met de - online - handel in onder meer oplaadkabels, (draadloze) oortelefoons en adapters, waaronder producten die geschikt zijn voor gebruik met de elektronica die Apple ontwerpt en verkoopt. De vof gebruikte hiervoor de volgende websites: , , en (hierna gezamenlijk: de websites).
2.2.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben de vof per 1 juli 2021 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Per diezelfde datum is de vof opgeheven en hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hun hiervoor omschreven handel voortgezet via de in juni 2021 opgerichte besloten vennootschap [gedaagde 1] (hierna: [gedaagde 1] ). [gedaagde 1] maakt gebruik van dezelfde websites als (voorheen) de vof.
2.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn (indirect [1] ) de enige bestuurders en aandeelhouders van [gedaagde 1] , waar verder niemand in dienst is.
2.4.
Apple is fabrikant van onder andere consumentenelektronica, computers, smartphones en draadloze oortelefoons, alsmede accessoires voor deze producten. Apple fabriceert en verkoopt ook de kabels waarmee de door Apple gemaakte iPhones, iPads of iPods kunnen worden opgeladen en kunnen worden gesynchroniseerd met andere randapparatuur.
2.5.
Apple is houdster van – onder meer – de volgende merken (hierna: de Merken) die zij aanbrengt op de door haar gefabriceerde producten zoals hiervoor genoemd (hierna: de Apple producten):
- het op 29 september 2017 onder nummer 1377651 ingeschreven internationale woordmerk ‘APPLE’ met gelding in onder andere de Europese Unie voor waren in klasse 9;
- het op 29 september 2017 onder nummer 1378087 ingeschreven internationale beeldmerk (hieronder weergegeven) met gelding in onder andere de Europese Unie voor waren in klasse 9.
Testaankopen en contacten tussen partijen
2.6.
In 2016 heeft Apple een testaankoop laten doen via de website . Apple constateerde dat de ontvangen producten niet-originele Apple producten waren, maar - onder meer - wel de door Apple met modelregistraties beschermde uiterlijke kenmerken vertoonden. Op 16 maart 2016 zond Apple daarom een sommatiebrief naar [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in hun hoedanigheid van vennoten van de vof, met het verzoek iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Apple te staken en volledige rekening en verantwoording af te leggen. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben, ook na nader contact tussen partijen, niet aan dat laatste verzoek voldaan.
2.7.
In 2018 constateerde Apple dat er via de website oortelefoons werden aangeboden onder vermelding van onder meer het door Apple geregistreerde internationale woordmerk ‘APPLE’. Apple liet een testaankoop doen en constateerde vervolgens dat de ontvangen producten, voorzien van tekens gelijk aan haar Merken, namaakproducten waren.
2.8.
Bij brief van 15 oktober 2018 sommeerde Apple [gedaagde 2] en [gedaagde 3] opnieuw iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Apple te staken. Een reactie op deze en opvolgende brieven van Apple (bijvoorbeeld van 22 januari 2019 en 7 juni 2019) bleef uit.
2.9.
In december 2020 constateerde Apple dat via de website oplaadkabels en adapters werden aangeboden als originele Apple producten. Apple liet testaankopen doen en constateerde dat het namaakproducten waren, voorzien van tekens gelijk aan haar Merken.
2.10.
In juni 2021 werden op de website oplaadkabels en adapters aangeboden met de aanduiding “originele iPhone” producten, op een wijze vergelijkbaar met de hieronder - ter illustratie - weergegeven schermafbeelding.
2.11.
Apple liet testaankopen verrichten en stelde vast dat de ontvangen oplaadkabels en adapters namaakproducten waren voorzien van tekens gelijk aan haar Merk(en).
2.12.
In januari 2022 werden oplaadkabels en adapters aangeboden op de website , met gebruikmaking van – onder meer – de aanduiding “Originele iPhone kabel”. Apple liet wederom testaankopen doen en constateerde aan de hand van een beoordeling van de ontvangen producten die waren voorzien van tekens gelijk aan haar Merken, dat het namaakproducten waren.
2.13.
Bij brief van 21 maart 2022 sommeerde de raadsman van Apple [gedaagden] een laatste maal om de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Apple te staken en gestaakt te houden, documentatie omtrent de in- en verkoop van de betreffende producten aan Apple te verschaffen, een voorschot op schadevergoeding te voldoen en een bedrag ter vergoeding van juridische kosten te betalen. [gedaagden] heeft daarop niet gereageerd.
Douanebeslagen
2.14.
In mei 2019 ontving Apple een kennisgeving van de Nederlandse douane met betrekking tot drie zendingen gericht aan de vof. De douane hield deze zendingen vast, omdat een vermoeden bestond dat met de verhandeling van die goederen inbreuk zou worden gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van Apple. De zendingen bestonden uit 201 draadloze oortelefoons, 3.240 oplaadkabels, 153 oortelefoons en 600 adapters.
2.15.
Op basis van door de douane verstrekte afbeeldingen en informatie bevestigde Apple dat het om namaakproducten ging en dat zij instemde met vernietiging van de goederen. [gedaagde 3] verzette zich in eerste instantie tegen vernietiging van twee van de drie zendingen, maar stemde daar later, na sommaties van Apple, alsnog mee in.
2.16.
De douane berichtte Apple in maart 2021 over een zending bestaande uit 1.500 oplaadkabels, geadresseerd aan [gedaagde 3] . Apple bevestigde dat het namaakproducten waren. De betreffende producten zijn vernietigd nadat toestemming was verleend door Apple, en geen bezwaar tegen vernietiging was gemaakt door [gedaagden] .
2.17.
In oktober 2021 hebben de Nederlandse en de Belgische douane in totaal drie zendingen bestaande uit in totaal 446 oortelefoons en 1.250 adapters geadresseerd aan [gedaagde 3] tegengehouden. Apple bevestigde dat deze producten namaak waren en stemde in met vernietiging daarvan. Daartegen heeft [gedaagde 3] geen bezwaar gemaakt.
2.18.
In het begin van 2022 werd Apple door de douane in kennis gesteld van een zending bevattende 189 oortelefoons gericht aan [gedaagde 1] en een zending van 200 oortelefoons gericht aan [gedaagde 3] . Apple constateerde dat de oortelefoons namaak zijn. De producten zijn vernietigd nadat toestemming was verleend door Apple en geen bezwaar tegen vernietiging was gemaakt door [gedaagden] .

3.Het geschil

3.1.
Apple vordert – samengevat – dat de rechtbank zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] beveelt om iedere inbreuk op de Merken te (doen) staken en gestaakt te houden, althans ieder onrechtmatig handelen te (doen) staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder het (laten) vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van producten die inbreuk maken op de Merken;
[gedaagden] beveelt om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan de raadslieden van Apple schriftelijk, met deugdelijke bescheiden gestaafde, opgave te doen van:
a. totale hoeveelheid inbreukmakende producten die bij [gedaagden] aanwezig is of in voorraad wordt gehouden;
b. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die [gedaagden] heeft ingekocht, doen inkopen, vervaardigd dan wel hebben doen vervaardigen;
c. de intern gerekende kostprijs dan wel betaalde inkoopprijzen alsmede de gehanteerde verkoopprijzen voor de inbreukmakende producten;
d. de totale als gevolg van de verhandeling van de inbreukmakende producten genoten bruto- en nettowinst alsmede de wijze van berekening daarvan;
e. een lijst van de naam- en adresgegevens van de (rechts)personen die de inbreukmakende producten hebben vervaardigd of geleverd en aan welke (rechts)personen de inbreukmakende producten (zouden) zijn geleverd of verkocht, niet zijnde consumenten;
[gedaagden] beveelt om op eigen kosten de gehele voorraad van inbreukmakende producten binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis ter vernietiging aan Apple af te geven op een door Apple te bepalen adres in Nederland;
[gedaagden] veroordeelt tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat, of - zulks ter keuze van Apple - van € 1.000,- (zegge: duizend euro) per product waarmee, zij de hiervoor onder i., ii. en/of iii. opgenomen bevelen geheel of gedeeltelijk overtreed(t)(en);
voor recht verklaart dat [gedaagden] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans ieder voor zich, aansprakelijk zijn/is voor de schade die Apple heeft geleden als gevolg van het inbreukmakende en onrechtmatig handelen;
[gedaagde 1] en [gedaagde 3] primair veroordeelt tot betaling van de door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] onrechtmatig genoten winst, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW [2] vanaf de datum van de dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde 1] en [gedaagde 3] subsidiair veroordeelt tot het vergoeden van de schade ex artikel 129 lid 2 UMVo [3] jo. artikel 2.21 lid 1 jo. lid 2 sub a BVIE [4] , bestaande uit de door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] onrechtmatig genoten winst, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van de dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] , deze laatste voor zover de vorderingen onder vi. en vii. niet worden toegewezen, veroordeelt tot schadevergoeding ex artikel 6:95 BW jo. 6:96 BW en 6:104 BW, bestaande uit de door [gedaagde 1] onrechtmatig genoten winst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagden] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans ieder voor zich veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 40.000,-- (zegge: veertigduizend euro) als voorschot op de nog vast te stellen schadevergoeding;
[gedaagden] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans ieder voor zich, veroordeelt in de proceskosten (en nakosten) op grond van artikel 1019h Rv [5] , met wettelijke rente, met bepaling dat [gedaagden] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf veertien dagen na de dag van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
Apple legt aan haar vorderingen – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag. [gedaagden] heeft met de invoer, het aanbieden en het verkopen van (draadloze) oortelefoons, oplaadkabels en adapters die zonder toestemming van Apple zijn voorzien van tekens gelijk aan de Merken, inbreuk gemaakt op de merkrechten van Apple in de zin van artikel 9 lid 2 aanhef en onder a UMVo [6] . Apple baseert haar vordering ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (wat de laatste betreft, subsidiair) ook op het leerstuk van onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW. In dat verband stelt Apple dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in hun hoedanigheid van (indirecte) bestuurders van [gedaagde 1] een persoonlijk ernstig verwijt van de door laatstgenoemde gepleegde inbreuk kan worden gemaakt. Daarnaast hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] volgens Apple in strijd gehandeld met een op hen persoonlijk rustende zorgvuldigheidsplicht jegens Apple, hetgeen ook een onrechtmatige daad oplevert. Tot slot voert Apple aan dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:166 BW, omdat zij bewust gezamenlijk hebben opgetreden en ieder een bijdrage hebben geleverd aan de merkinbreuk.
3.3.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Apple in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Apple, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Apple in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
De vorderingen van Apple zijn gestoeld op haar internationale merkregistraties met gelding in (onder meer) de Europese Unie. De rechtbank is (internationaal en relatief) bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van Apple, nu [gedaagden] is gevestigd / woonplaats heeft in Nederland (artikelen 123 lid 1, 124 onder a en 125 lid 1 UMVo en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk). Die bevoegdheid strekt zich uit tot de gehele Europese Unie.
4.2.
Voor zover de vorderingen zijn gegrond op onrechtmatige daad (waaronder bestuurdersaansprakelijkheid), geldt dat de rechtbank (relatief) bevoegd is op grond van de artikelen 2 en 99 Rv.
4.3.
De bevoegdheid van deze rechtbank is overigens niet door [gedaagden] bestreden.
Merkinbreuk
4.4.
Van inbreuk in de zin van artikel 9 lid 2 sub a UMVo is sprake indien een derde, zonder toestemming van de merkhouder, een teken dat gelijk is aan het merk in het economisch verkeer gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vof vanaf 2018 en [gedaagde 1] na haar oprichting in juni 2021 (draadloze) oortelefoons, oplaadkabels en adapters voorzien van tekens gelijk aan de Merken hebben ingevoerd (doen invoeren) en via hun websites hebben aangeboden, verkocht en geleverd in Nederland. Evenmin staat ter discussie dat Apple daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Ook staat niet ter discussie dat die door de vof en [gedaagde 1] verhandelde waren gelijk zijn aan de waren waarvoor de Merken zijn ingeschreven. Gelet daarop staat vast dat de vof en [gedaagde 1] inbreuk hebben gemaakt op de merkrechten van Apple in de zin van artikel 9 lid 2 sub a UMVo.
4.6.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat zij niet (doel)bewust inbreuk op de Merken heeft gemaakt, zodat die inbreuk haar wegens het ontbreken van schuld (in de zin van verwijtbaarheid) niet kan worden toegerekend, zo begrijpt de rechtbank dat betoog. Dit verweer kan [gedaagden] echter niet baten. De aanwezigheid van schuld is voor het vaststellen (en toerekenen) van merkinbreuk immers niet vereist.
4.7.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] wel degelijk valt te verwijten dat zij heeft gehandeld in producten die zonder toestemming van Apple waren voorzien van tekens gelijk aan de Merken. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] waren al vanaf 2016 door de verschillende sommaties van Apple bekend met het feit dat zij – toen nog handelend als de vof – volgens Apple inbreuk pleegden op haar intellectuele eigendomsrechten. Ook [gedaagde 1] is sinds haar oprichting in juni 2021 herhaaldelijk door Apple aangeschreven wegens inbreuk op Apple’s merkrechten. Ook als [gedaagden] wordt gevolgd in haar stelling dat zij bij toeleveranciers alleen ‘blanco’ producten (dus: zonder merkaanduiding) bestelde, geldt dat [gedaagden] er niettemin voor had moeten waken dat niet (ook) producten aan haar werden geleverd die zonder toestemming van Apple waren voorzien van tekens gelijk aan de Merken en had zij zeker moeten voorkomen dat dergelijke producten vervolgens door haar werden aangeboden en doorverkocht. [gedaagden] heeft betoogd dat zij steekproeven uitvoerde om merkinbreuk te voorkomen en dat niet méér van haar kon worden verlangd dan dat. Gelet op de herhaaldelijk door Apple geconstateerde en aan [gedaagden] teruggekoppelde inbreuken waren de steekproeven echter kennelijk onvoldoende om merkinbreuk te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat wel degelijk méér van [gedaagden] kon worden verlangd om inbreuk op de merkrechten van Apple te voorkomen. [gedaagden] kon bijvoorbeeld alle producten die zij aanbood controleren of garanties en/of vrijwaringen verlangen van haar toeleveranciers. Nu [gedaagden] ervoor heeft gekozen om, ondanks herhaalde aanschrijvingen door Apple, geen nadere maatregelen te treffen dan de steekproeven die zij stelt uit te voeren, kan zij zich er niet succesvol op beroepen dat zij zich niet bewust was van de inbreuk op de Merken van Apple.
4.8.
Ter zitting heeft [gedaagden] nog aangevoerd dat het voor haar niet zichtbaar is wanneer sprake is van namaak producten, ook als zij alle producten zou controleren (en niet alleen steekproeven zou doen). Ook daaraan gaat de rechtbank voorbij. [gedaagden] houdt zich, eerst als de vof en later als [gedaagde 1] , al sinds 2015 bezig met de handel in (onder meer) producten die ‘compatible’ zijn met de elektronica van Apple. Ook als [gedaagden] geen weet zou hebben van specifieke echtheidskenmerken waarop Apple ter zitting heeft gewezen (onder meer printkwaliteit, typografie en serienummers en de omstandigheid dat Apple haar producten nooit verkoopt in bulkpartijen zoals [gedaagden] die inkoopt, maar altijd per stuk verpakt), mag [gedaagden] op zijn minst bekend verondersteld worden met gangbare prijzen in de branche. Uit de stukken en hetgeen is besproken ter zitting leidt de rechtbank af dat [gedaagden] haar voorraad inkoopt voor prijzen ver onder de prijzen die door Apple worden gerekend. Als op die ingekochte producten het woord Apple of het Apple beeldmerk is aangebracht, dan moet voor [gedaagden] duidelijk zijn dat dit geen originele Apple producten zijn. Ook dit leidt tot de conclusie dat niet gezegd kan worden dat [gedaagden] van de merkinbreuk geen enkel verwijt valt te maken.
Gebod tot staken van de merkinbreuk
4.9.
Het voorgaande betekent dat de vordering (onder i.) tot het staken van de inbreuk kan worden toegewezen. De rechtbank zal [gedaagde 1] bevelen om iedere inbreuk op de Merken van Apple in de gehele Europese Unie te staken en gestaakt te houden.
4.10.
Een gelijksoortig bevel zal de rechtbank opleggen aan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , aangezien zij vanwege hun persoonlijke betrokkenheid bij het handelen waaruit de gepleegde inbreuken bestaan, zelf ook als inbreukmakers moeten worden beschouwd. Zij hebben immers, aanvankelijk als vennoten van de vof en later als bestuurders en beleidsbepalers van [gedaagde 1] , de onderhavige merkinbreuken feitelijk zelf gepleegd, dan wel hebben zij nagelaten voldoende maatregelen te nemen om deze merkinbreuken te voorkomen, hoewel zij daartoe in staat waren. [7] In dat verband wijst de rechtbank er op dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de (gewezen) enige vennoten van de (opgeheven) vof en de enige (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] zijn. Zij hebben ter zitting bevestigd dat alleen zij - ook na oprichting van [gedaagde 1] - de feitelijke handelingen hebben verricht waaruit de inbreuken bestaan. Deze handelingen bestaan onder meer uit het zonder toestemming van Apple inkopen en (weder)verkopen van producten voorzien van tekens gelijk aan de Merken. Specifiek voor [gedaagde 3] geldt bijvoorbeeld dat hij waren voorzien van tekens gelijk aan de Merken ( buiten de EER) heeft besteld met het doel deze in de Europese Unie te voeren en onder de vlag van aanvankelijk de vof en daarna [gedaagde 1] verder te verhandelen in Nederland. Voor [gedaagde 2] geldt dat hij - binnen het kader van eerst de vof en later [gedaagde 1] - betrokken was bij het aanbieden van dergelijke producten via de verschillende websites en het afhandelen van geplaatste bestellingen. Verder is van belang dat - zo hebben zij ter zitting bevestigd - zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 3] op de hoogte waren van de reeds vanaf 2016 door Apple verzonden sommaties waarin zij (herhaaldelijk) zijn gewezen op het (volgens Apple) inbreukmakend karakter van verschillende op de betreffende websites getoonde producten. Niettemin hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , naar nu vaststaat, merkinbreuken niet verhinderd, terwijl zij daartoe ieder, gelet op hun posities en het feit dat binnen de vof en [gedaagde 1] geen andere personen werkzaam waren, wel in staat waren.
4.11.
De rechtbank volgt [gedaagden] niet in haar betoog dat de vordering tot het opleggen van een inbreukverbod wegens gebrek aan belang moet worden afgewezen. Aan dat betoog legt [gedaagden] ten grondslag dat het risico op een toekomstige inbreuk nihil is omdat (i) zij inmiddels een eigen merk ‘ [X] ’ in de markt heeft gezet onder welke naam zij in het vervolg (draadloze) oortelefoons, oplaadkabels en adapters zal verkopen en (ii) [gedaagde 1] inmiddels is toegelaten tot het ALSO-netwerk, zodat zij toegang krijgt tot het overgrote deel van het productportfolio van Apple. De rechtbank is echter van oordeel dat die twee omstandigheden onvoldoende zijn om de dreiging van een toekomstige inbreuk weg te nemen. Namens [gedaagden] is immers ter zitting verklaard dat [gedaagde 1] , naast producten onder eigen merk en geautoriseerde producten via het ALSO-netwerk, ook producten blijft bestellen via andere kanalen, omdat deze laatste producten goedkoper zijn dan producten uit het officiële circuit. Daarmee blijft een (gezien het verleden; reëel) gevaar bestaan dat zij (al dan niet bewust) inbreuk zal maken op de Merken van Apple. Apple houdt daarom belang bij een (met dwangsommen verstevigd) inbreukverbod. In dat verband hecht de rechtbank ook waarde aan het feit dat Apple onweersproken heeft gesteld dat zij in januari 2023 - dus na de datum waarop [gedaagden] haar conclusie van antwoord in deze procedure heeft ingediend - wederom testaankopen via en heeft laten doen, waaruit Apple is gebleken dat [gedaagden] nog altijd inbreuk maakte op de Merken door producten te verhandelen die zonder toestemming van Apple zijn voorzien van tekens gelijk aan de Merken.
Opgave
4.12.
Het (onder ii.) gevorderde opgavebevel, dat de rechtbank opvat als een bevel gegrond op artikel 2.21 lid 4 BVIE en artikel 2.22 lid 4 BVIE (welke artikelen krachtens de artikelen 129 en 130 lid 2 UMVo ook in dit geval toepassing vinden), zal worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
4.13.
[gedaagde 1] kan alleen worden bevolen opgave te doen met betrekking tot de verhandeling (waaronder inkopen, aanbieden, verkopen, in voorraad houden etc.) zonder toestemming van Apple van producten die zijn voorzien van tekens gelijk aan de Merken (hierna: de inbreukmakende producten) vanaf de datum waarop zij economisch actief is geworden, te weten – zo is onweersproken door [gedaagden] gesteld – 1 juli 2021.
4.14.
Daarnaast zullen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden bevolen opgave te doen met betrekking tot de verhandeling van inbreukmakende producten in de periode vóór 1 juli 2021, toen zij beiden handelden in hun hoedanigheid van vennoten van de vof. De Merken zijn geregistreerd in 2017. Tussen partijen is niet in geschil dat de eerste inbreuk op (een van) de Merken in 2018 heeft plaatsgevonden, maar een precieze datum (bijvoorbeeld van de door Apple verrichte testaankopen) ontbreekt. De rechtbank zal daarom aansluiten bij de datum waarop Apple haar eerste sommatiebrief naar aanleiding van een geconstateerde inbreuk op de Merken aan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] heeft verzonden, te weten 15 oktober 2018. Om de omvang van de met de verkoop van inbreukmakende producten genoten winst daadwerkelijk te kunnen begroten, kan ook informatie daterend van vóór 15 oktober 2018 relevant zijn, bijvoorbeeld (inkoop)gegevens van producten die vóór die datum zijn ingekocht, maar na die datum verder zijn verhandeld.
4.15.
Verder geldt dat Apple, tegenover de andersluidende stellingen van [gedaagden] , onvoldoende heeft gesteld dat, behalve door [gedaagde 1] , ook voorraad wordt aangehouden door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] (al dan niet als gewezen vennoten van de opgeheven vof). Daarom zal de vordering ii. a) tot het doen van opgave van voorraadaantallen worden afgewezen, voor zover die is gericht tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
4.16.
Om executiegeschillen vanwege een korte uitvoeringstermijn van het op te leggen bevel tot opgave te voorkomen, zal de rechtbank de termijn waarbinnen [gedaagden] bedoelde opgave moet doen, stellen op een maand (in plaats van de gevorderde veertien dagen).
Afgifte
4.17.
De vordering (onder iii.) tot afgifte ter vernietiging van de nog op voorraad zijnde inbreukmakende producten zal, als gegrond op artikel 2.22 lid 1 BVIE, worden toegewezen, voor zover het betreft de voorraad inbreukmakende producten die (nog) door [gedaagde 1] wordt gehouden. Voor zover Apple met die vordering ook het oog heeft op de afgifte ter vernietiging van voorraad die door de vof, althans door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] (al dan niet als gewezen vennoten van de opgeheven vof) wordt gehouden, zal zij – onder verwijzing naar overweging 4.15 – worden afgewezen.
4.18.
De termijn waarbinnen [gedaagden] aan het beval tot afgifte moet voldoen zal de rechtbank eveneens stellen op een maand.
Dwangsommen
4.19.
Oplegging van dwangsommen als stimulans tot nakoming van de toe te wijzen vorderingen (onder i., ii. en iii.) zoals hiervoor besproken, acht de rechtbank aangewezen. Apple heeft [gedaagden] immers diverse keren aangesproken op het plegen van merkinbreuk middels sommatiebrieven en zij heeft onbetwist gesteld (en ook onderbouwd) dat [gedaagden] ook na het uitbrengen van de dagvaarding en het nemen van de conclusie van antwoord inbreuk op de Merken heeft gepleegd. De (onder iv.) gevorderde dwangsommen zal de rechtbank wel matigen en maximeren. Ook zal de rechtbank, omdat [gedaagden] in bulk pleegt in te kopen, de gevorderde dwangsom per product waarmee een bevel wordt overtreden, afwijzen. De rechtbank gaat ervan uit dat een dwangsom per dag(deel) voldoende stimulans zal zijn om aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen. Verder geldt - uiteraard - dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] alleen dwangsommen kunnen verbeuren voor zover een niet-nagekomen veroordeling haar/hem aangaat.
Verklaring voor recht
4.20.
Apple vordert (onder v.) een verklaring voor recht inhoudende dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans ieder voor zich, aansprakelijk zijn voor de schade die Apple heeft geleden als gevolg van het inbreukmakend en onrechtmatig handelen. Deze vordering zal deels en in gewijzigde vorm worden toegewezen.
4.21.
Allereerst heeft Apple niet voldoende onderbouwd gesteld dat de schade toebrengende handelingen meer, of iets anders, omvatten dan inbreuk op de Merken. De rechtbank zal de verklaring voor recht dan ook dienovereenkomstig beperken.
4.22.
Daarnaast heeft Apple slechts belang bij de verklaring voor recht naast de andere vorderingen die zullen worden toegewezen, voor zover daarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (ook) aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van de inbreukmakende handelingen die zij tot 1 juli 2021 in hun hoedanigheid van vennoten van de vof hebben verricht. Deze aansprakelijkheid vloeit voort uit artikel 18 Wetboek van Koophandel.
4.23.
Voor zover de gevorderde verklaring voor recht ziet op de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 1] voor de schade die Apple heeft geleden als gevolg van het inbreukmakend en onrechtmatig handelen vanaf 1 juli 2021, zal deze worden afgewezen. Aan een dergelijke verklaring komt geen zelfstandig belang (meer) toe, gelet op hetgeen de rechtbank hierna in het kader van de vorderingen tot winstafdracht en schadevergoeding zal beslissen.
Winstafdracht
4.24.
De vordering (onder vi.) strekt, naar de rechtbank begrijpt, tot betaling aan Apple door [gedaagde 1] van de door haar als gevolg van haar inbreukmakend handelen genoten winst en tot betaling door [gedaagde 3] van de door hem als gevolg van zijn inbreukmakend handelen genoten winst. Een vordering tot winstafdracht kan overeenkomstig artikel 129 lid 2 UMVo, in samenhang bezien met artikel 2:21 lid 4 BVIE, worden toegewezen, tenzij de rechter van oordeel is dat het merkgebruik niet te kwader trouw is of dat de omstandigheden van het geval tot een dergelijke veroordeling geen aanleiding geven. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.7 en 4.8 heeft overwogen omtrent het aan [gedaagden] te maken verwijt van de inbreuk, volgt dat sprake is van kwade trouw; [gedaagde 1] en [gedaagde 3] (en [gedaagde 2] , maar tegen hem is de vordering onder vi. niet gericht) hadden zich redelijkerwijs bewust moeten zijn van het inbreukmakend karakter van hun handelen.
4.25.
Het voorgaande betekent dat de vordering tot winstafdracht, nader op te maken bij staat, in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt. Deze zal dan ook worden toegewezen, voor zover zij is gericht tegen [gedaagde 1] en betrekking heeft op de door haar met de verhandeling van inbreukmakende producten genoten winst vanaf 1 juli 2021, de datum waarop zij economisch actief werd.
4.26.
De vordering tot afdracht van de door [gedaagde 3] genoten winst (nader op te maken bij staat) zal echter worden afgewezen. Ter zitting heeft Apple op vragen van de rechtbank geantwoord dat deze vordering jegens [gedaagde 3] ziet op de afdracht van winst die hij zou hebben genoten in verband met de handel in inbreukmakende producten
buitende context van [gedaagde 1] respectievelijk de vof. Om die reden is de vordering niet (mede) gericht tegen [gedaagde 2] . Apple vermoedt – zo begrijpt de rechtbank – dat [gedaagde 3] er naast de handel via [gedaagde 1] en (eerder) via de vof, nog een handel (in privé) op na houdt. In dat verband heeft Apple er op gewezen dat verschillende zendingen die door de douane zijn tegengehouden, waren bestemd voor [gedaagde 3] . Laatstgenoemde heeft ter zitting echter uitdrukkelijk betwist dat hij, los van zijn activiteiten in het kader van de vof en [gedaagde 1] , zou hebben gehandeld in inbreukmakende producten. De (door de douane tegengehouden) zendingen stonden slechts op zijn naam omdat hij handelde als vennoot van de vof respectievelijk (indirect) bestuurder van [gedaagde 1] . In het licht van die gemotiveerde betwisting heeft Apple haar stelling dat [gedaagde 3] winst zou hebben genoten uit een (separate) handel in inbreukmakende producten, van geen enkele nadere, concrete onderbouwing voorzien. Bij die stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat van een dergelijke handel door [gedaagde 3] (in privé) geen sprake is (geweest). Zodoende is ook niet aannemelijk dat [gedaagde 3] (in privé) winst heeft genoten die voor afdracht in aanmerking komt.
Schadevergoeding
4.27.
Nu de primair gevorderde winstafdracht (vi.) ten aanzien van [gedaagde 1] wordt toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de jegens haar subsidiair ingestelde vordering (onder vii.) die strekt tot schadevergoeding bestaande uit onrechtmatig genoten winst (deze vordering is gestoeld op – het via artikel 129 lid 2 UMVo toepasselijke – artikel 2.21 lid 1 BVIE in samenhang bezien met artikel 2.21 lid 2 sub a BVIE). Voor zover de vordering onder vii. zich richt tot [gedaagde 3] , in die zin dat hij wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding bestaande uit de door hem (in privé) onrechtmatig genoten winst, stuit zij af op dezelfde grond als hiervoor onder 4.24 weergegeven in het kader van de tot [gedaagde 3] gerichte vordering tot winstafdracht.
Schadevergoeding op grond van bestuurdersaansprakelijkheid
4.28.
De vordering (onder viii.) strekt ertoe dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden veroordeeld tot vergoeding van schade, bestaande uit de winst die [gedaagde 1] heeft genoten. De rechtbank begrijpt deze vordering zo, dat Apple [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) (mede) verantwoordelijk houdt (naast [gedaagde 1] ) voor de schade die Apple heeft geleden als gevolg van de door [gedaagde 1] gepleegde merkinbreuk. Apple stelt in dit verband dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig hebben gehandeld in hun hoedanigheid van (indirecte) bestuurders van [gedaagde 1] (bestuurdersaansprakelijkheid) omdat hen van de merkinbreuk door [gedaagde 1] een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kan worden. Daarnaast, zo begrijpt de rechtbank, acht Apple [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de merkinbreuk door [gedaagde 1] , omdat zij een op hen persoonlijk jegens Apple rustende zorgvuldigheidsnorm hebben geschonden.
4.29.
Bij de beoordeling van deze vordering staat voorop dat volgens vaste rechtspraak (van de Hoge Raad) als uitgangspunt geldt dat indien een vennootschap een onrechtmatige daad pleegt, alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder/beleidsbepaler van die vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Deze hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. [8] Dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt treft ter zake van de verweten gedragingen kan onder meer worden aangenomen als de bestuurder weet of redelijkerwijs moet begrijpen dat de door hem bestuurde vennootschap inbreuk maakt op merkrechten en dat hij, ondanks die wetenschap, de merkinbreuk door de vennootschap bevordert of niet verhindert. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de bestuurder degene is die binnen de vennootschap de inbreukmakende handelingen uitvoert of wanneer hij bewerkstelligt dat de vennootschap een opgelegd bevel of verbod negeert. [9]
4.30.
Mede onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.10 al heeft overwogen over de persoonlijke betrokkenheid van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bij de feitelijke handelingen waarin de door [gedaagde 1] gepleegde inbreuken bestaan en onder 4.7 en 4.8 over de verwijtbaarheid van hun handelen, komt de rechtbank tot de conclusie dat beide (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] een persoonlijk ernstig verwijt treft van de door [gedaagde 1] gepleegde merkinbreuken. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] waren de enige werkzame personen binnen [gedaagde 1] en zij hebben zelf de inbreukmakende producten ingekocht, ingevoerd, te koop aangeboden en verkocht. Zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 3] was op de hoogte van de sommatiebrieven die Apple sinds 2016 eerst aan de vof en daarna aan [gedaagde 1] en haar bestuurders stuurde. De steekproeven die [gedaagde 2] en [gedaagde 3] stellen te hebben uitgevoerd om merkinbreuk te voorkomen, zijn niet afdoende gebleken. [gedaagden] bleef door de jaren heen sommatiebrieven van Apple ontvangen, met verwijzing naar nieuwe inbreuken. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wisten dan ook, of moesten begrijpen, dat hun handelen tot schade bij de merkhouder (Apple) zou leiden. Gelet op dit alles zijn zij op grond van artikel 6:162 BW (mede) aansprakelijk voor de schade die Apple als gevolg van de door [gedaagde 1] gepleegde merkinbreuk heeft geleden.
4.31.
Gelet op het voorgaande is de vordering (onder viii.) tot schadevergoeding, die zoals gevorderd is te begroten op de door [gedaagde 1] met haar onrechtmatig/inbreukmakend handelen genoten winst, toewijsbaar. Daarbij geldt dat die schadevergoeding, tot betaling waarvan ook [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gehouden kunnen worden, niet cumulatief kan bestaan naast de reeds zelfstandig door [gedaagde 1] af te dragen winst zoals gevorderd (onder vi.) en hiervoor onder 4.23 toewijsbaar is geoordeeld. Apple heeft immers geen recht op dubbele afdracht van dezelfde (door [gedaagde 1] ) genoten winst; de aansprakelijkheid van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] is alternatief aan die van [gedaagde 1] . Ieder van hen is hoofdelijk aansprakelijk voor de af te dragen winst. Die winst zal – zoals gevorderd onder vi.– nader moeten worden begroot in een daartoe strekkende schadestaatprocedure.
4.32.
Bij deze stand van zaken heeft Apple geen belang meer bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde 2] en [gedaagde 3] – naast hun aansprakelijkheid als (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] - ook aansprakelijk zijn voor de schade van Apple wegens schending van een op hen persoonlijk jegens Apple rustende zorgvuldigheidsnorm, door het (door [gedaagde 1] laten) plegen van inbreuk op de Merken.
4.33.
Nu [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid naast [gedaagde 1] aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door Apple geleden schade als gevolg van de door [gedaagde 1] gepleegde merkinbreuk, komt de rechtbank ook niet meer toe aan de beoordeling van de stelling van Apple dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tevens op grond van groepsaansprakelijkheid (artikel 6:166 BW) aansprakelijk kunnen worden gehouden. Apple heeft ook niet toegelicht waaruit zou blijken dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , behalve als (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] , tevens hebben gehandeld in groepsverband, zoals bedoeld in artikel 6:166 BW.
Voorschot
4.34.
De onder ix.) gevorderde betaling van € 40.000,- als voorschot op de uiteindelijke schadevergoeding zal worden afgewezen. De door Apple gegeven onderbouwing van dit bedrag is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet. Het is voor de rechtbank daarom niet mogelijk om te beoordelen of het gevorderde passend is in het licht van (de omvang van) de gepleegde inbreuk. Daarbij komt dat voor de rechtbank bij gebrek aan een nadere toelichting door Apple onvoldoende duidelijk is welk voldoende zwaarwegend belang Apple heeft bij toewijzing van een voorschot, mede gelet op de aard en (substantieel grotere) omvang van de activiteiten en financiële middelen van Apple, in vergelijking tot die van [gedaagden] .
Proceskosten
4.35.
[gedaagden] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Die kosten zijn (deels) te begroten conform artikel 1019h Rv. Apple heeft een specificatie van haar advocaatkosten tot een totaalbedrag van meer dan € 53.000,- overgelegd. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 4.360,36 aan verschotten (waaronder, zo begrijpt de rechtbank) betaald griffierecht en dagvaardingskosten.
4.36.
De rechtbank stelt voorop dat het geschil tussen partijen enkel binnen het toepassingsbereik van artikel 1019 Rv valt voor zover het betreft de vorderingen waaraan merkinbreuk ten grondslag ligt. Gelet op het feit dat de vorderingen die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad (waaronder de bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) juridisch verknocht zijn aan de vorderingen waaraan merkinbreuk ten grondslag is gelegd en zij voortspruiten uit hetzelfde feitencomplex, zal de rechtbank bij de begroting van de proceskosten uitgaan van een percentuele verdeling tussen het IE-deel en het ‘niet-IE-deel’ van respectievelijk 70% en 30%.
4.37.
Om de redelijkheid en evenredigheid van het advocatensalaris te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie 2017). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak, gelet op het feit dat de merkinbreuk niet is betwist, voor wat betreft het IE-gedeelte, moet worden aangemerkt als een ‘eenvoudige bodemzaak’ in de zin van die Indicatietarieven.
4.38.
Genoemde Indicatietarieven betreffen uitsluitend het honorarium van de advocaat/advocaten en zijn exclusief verschotten, griffierechten en BTW. Voor een ‘eenvoudige bodemzaak’ geldt een indicatietarief, een bedrag dat als redelijk en evenredig wordt beschouwd, van maximaal € 8.000,-. De door [gedaagden] te vergoeden advocaatkosten aan de zijde van Apple worden daarom op dit bedrag begroot. Van dit tarief komt (€ 8.000,- x 70% =) € 5.600,- voor vergoeding in aanmerking, nu 70% van de proceskosten ziet op het IE deel. Voor het ‘niet-IE-deel’ van de zaak zal de rechtbank voor het vaststellen van het salaris van de advocaat het in dezen toepasselijke liquidatietarief gebruiken (tarief II, 2 punten). Dit betekent dat een bedrag van (30%
x€ 1.196,- =) € 358,80 zal worden toegekend. Daarmee komt het toe te wijzen salaris advocaat in totaal op een bedrag van € 5.958,80. Het meer (aan honorarium) gevorderde wordt afgewezen.
4.39.
De kosten van de dagvaardingen en het griffierecht zullen worden toegewezen. De gevorderde - en onweersproken - kosten voor testaankopen, koerierskosten en onderzoekskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks en nauw verbonden met de onderhavige gerechtelijke procedure en komen daarom ook voor toewijzing in aanmerking. [10]
4.40.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar, voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.41.
Tot aan dit vonnis worden de totale proceskosten aan de zijde van Apple als volgt vastgesteld:
- dagvaardingen 2x € 103,33
206,66
- griffierecht
2.837,00
- verschotten
449,76
- nakosten
173,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
- salaris advocaat
5.958,80
Totaal
9.625,22
4.42.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.43.
De kostenveroordeling wordt, gelet op de materieel grotendeels gelijke veroordelingen en bevelen die aan zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden opgelegd, hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat ieder van hen kan worden gedwongen het gehele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere inbreuk in de Europese Unie op de Merken te (doen) staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder door zich te onthouden van het zonder toestemming van Apple (laten) vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van producten waaronder (draadloze) oortelefoons, oplaadkabels en adapters die zijn voorzien van tekens gelijk aan de Merken;
5.2.
beveelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , voor zover het hen aangaat en, voor zover het [gedaagde 1] aangaat, [gedaagde 1] , om binnen een maand na betekening van dit vonnis aan de raadslieden van Apple schriftelijk, met deugdelijke bescheiden gestaafde opgave te doen van:
de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die bij [gedaagde 1] aanwezig zijn of in voorraad worden gehouden;
de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tussen 15 oktober 2018 en 1 juli 2021 hebben ingekocht, of hebben doen vervaardigen, en de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die [gedaagde 1] vanaf 1 juli 2021 heeft ingekocht, laten inkopen, of heeft laten vervaardigen;
de intern gerekende kostprijs dan wel betaalde inkoopprijzen alsmede gehanteerde verkoopprijzen voor inbreukmakende producten;
e totale als gevolg van de verhandeling van de inbreukmakende producten genoten bruto- en nettowinst, alsmede de wijze van berekening daarvan, (i) door de vof (althans haar vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) over de periode van 15 oktober 2018 tot 1 juli 2021 en (ii) vanaf 1 juli 2021 door [gedaagde 1] ;
en lijst van de naam- en adresgegevens van de (rechts)personen die de inbreukmakende producten hebben vervaardigd of geleverd en van de naam- en adresgegevens aan welke (rechts)personen, niet zijnde consumenten, die inbreukmakende zijn geleverd of verkocht;
5.3.
beveelt [gedaagde 1] op eigen kosten de gehele door of voor [gedaagde 1] gehouden voorraad inbreukmakende producten binnen een maand na betekening van dit vonnis ter vernietiging af te geven aan Apple op een door Apple te bepalen adres in Nederland;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , voor zover het hen aangaat, en, voor zover het [gedaagde 1] aangaat, [gedaagde 1] , tot het betalen van een dwangsom van
€ 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan, waarmee de veroordeling of bevelen onder 5.1, 5.2, of 5.3 geheel of gedeeltelijk worden overtreden, tot een maximum van
€ 500.000,- is bereikt;
5.5.
verklaart voor recht dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Apple heeft geleden als gevolg van het inbreukmakende handelen door de vof dat heeft plaatsgehad in de periode van 15 oktober 2018 tot 1 juli 2021;
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de door [gedaagde 1] ten gevolge van de verhandeling van inbreukmakende producten genoten winst vanaf 1 juli 2021, nader op te maken bij staat, en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk tot het betalen van schadevergoeding bestaande uit de door [gedaagde 1] ten gevolge van de verhandeling van inbreukmakende producten genoten winst vanaf 1 juli 2021, zoals hiervoor onder 5.6 bedoeld, nader op te maken bij staat, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, voor zover die winst niet reeds door [gedaagde 1] is of wordt afgedragen;
5.8.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Apple tot dit vonnis vastgesteld op € 9.625,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagden] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.9.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan, tot de dag van volledige betaling;
5.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de onder 5.5 gegeven verklaring voor recht,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Kelkensberg, in samenwerking met mr. A.W. Kooy, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.

Voetnoten

1.De enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] is [bedrijf 2] Deze laatste vennootschap heeft twee vennootschappen als bestuurders en aandeelhouders ([bedrijf 3] en [bedrijf 4]), waarvan [gedaagde 2] respectievelijk [gedaagde 3] de enige bestuurders/aandeelhouders zijn.
2.Burgerlijk Wetboek.
3.Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk
4.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)
5.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6.Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.
7.Vgl. HR 15 februari 2002, ECLI:NL:HR:AD6095.
8.Vgl. HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627.
9.Zie bijvoorbeeld rechtbank Den Haag 14 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8497, rov. 6.103.
10.Vgl. HvJ EU, 28 juli 2016, nr. C-57/15 ECLI:EU:C:2016:611.