ECLI:NL:RBDHA:2023:18645

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.24985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 23 augustus 2023. Dit besluit mededeelt dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser heeft zijn zienswijze ingediend na het voornemen van verweerder om de tijdelijke bescherming te beëindigen, dat op 3 juli 2023 werd gecommuniceerd. De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser verzocht om aanhouding van de zaak totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan in andere lopende hoger beroepsprocedures. De rechtbank heeft echter besloten de behandeling voort te zetten en geen reden gezien om de beslissing aan te houden. Eerder, op 30 oktober 2023, had de rechtbank al geoordeeld dat verweerder bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep van derdelanders te beëindigen.

De rechtbank concludeert dat het besluit van verweerder niet onzorgvuldig is voorbereid en dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder niet gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend, en de situatie in zijn land van herkomst zal in de asielprocedure worden beoordeeld. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24985

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], van Nigeriaanse nationaliteit, eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 23 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit) [2] , eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL23.24986). Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verzocht om aanhouding totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan in lopende hoger beroepsprocedures over de beëindiging van de tijdelijke bescherming. De rechtbank heeft besloten de behandeling ter zitting voort te zetten. Ook thans ziet de rechtbank geen reden om de beslissing aan te houden.
4. Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder bevoegd was de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als facultatieve groep te beëindigen (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291). Er is geen aanleiding gezien prejudiciële vragen te stellen. Wat eiser daartegen in deze zaak heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
5. Eiser is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over het (voorgenomen) besluit. Onder verwijzing naar de hiervoor, onder 4, genoemde uitspraak (overweging 7.2) is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen afzien van een individueel gehoor. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.
6. De rechtbank ziet in hetgeen namens eiser verder naar voren is gebracht geen grond voor het oordeel dat verweerder geen gebruik kon maken van de bevoegdheid de tijdelijke bescherming te beëindigen. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend, omdat hij stelt niet terug te kunnen keren naar zijn land van herkomst. De situatie in eisers land van herkomst zal door verweerder in de asielprocedure worden beoordeeld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.