ECLI:NL:RVS:2024:495
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 23 augustus 2023, bepaalde dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, ook wel de Richtlijn Tijdelijke Bescherming genoemd. De rechtbank Den Haag had eerder, op 1 december 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.
De Afdeling oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De staatssecretaris moet de vreemdeling informeren over de beëindiging van de bescherming en is verplicht de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris werd vernietigd. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval € 2.625,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.