ECLI:NL:RBDHA:2023:18597

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.25291
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor Algerijnse eiser in het bestuursrecht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser is medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Dit besluit is genomen na een voornemen dat op 3 juli 2023 is kenbaar gemaakt. Eiser heeft zijn zienswijze ingediend, maar het bestreden besluit is op 18 augustus 2023 genomen. Op dezelfde dag is ook de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Eiser heeft op 1 september 2023 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat is toegewezen.

De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. In een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep, waaronder eiser valt, (tussentijds) te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser geen aanleiding geven om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25291

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , van Algerijnse nationaliteit, eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 18 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit) [2] , eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht. Op 18 augustus 2023 is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt. Op dezelfde dag is de door eiser ingediende asielaanvraag buiten behandeling gesteld.
1.2.
Het door eiser ingediende verzoek om voorlopige voorziening is op 1 september 2023 toegewezen (NL23.25292).
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben vooraf laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiser valt, (tussentijds) te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). [3] Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiser eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder en het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. In hetgeen eiser naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de MK-uitspraak. De rechtbank maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare.
3.2.
Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 30 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291).