ECLI:NL:RBDHA:2022:9215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
NL22.15583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht naar België onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Zuid-Soedanese nationaliteit hebbende, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag, gezien het feit dat de eiser eerder in België asiel heeft aangevraagd. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 25 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat de eiser zijn asielaanvraag in Nederland heeft ingediend na het verlaten van de opvang in België, uit angst voor een overdracht naar Malta. De eiser heeft aangevoerd dat hij geen opvang meer kon krijgen in België en dat hij vreest voor zijn medische zorg daar. De rechtbank heeft vastgesteld dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen beletselen zijn voor overdracht aan België.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat de asielprocedure of de opvangvoorzieningen in België zodanige tekortkomingen vertonen dat overdracht zou leiden tot een schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen proceskosten vergoedingen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15583

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.15584, op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992 en de Zuid-Soedanese nationaliteit te hebben. Hij heeft op 26 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van België verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag omdat eiser al eerder in België asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] België heeft dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat hij na het indienen van zijn eerste asielaanvraag in België de opvang aldaar heeft verlaten uit angst voor een overdracht aan Malta. Toen hij te horen kreeg dat zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk zou worden behandeld, heeft hij een nieuwe asielaanvraag ingediend. Eiser kon echter geen opvang meer krijgen. Eiser heeft daarbij een krantenartikel van 1 juni 2022 over Fedasil overgelegd, waarin is te lezen dat opvang niet is gegarandeerd voor alleenstaande mannen. In dat kader verwijst eiser in het aanvullend beroepschrift van 24 augustus 2022 ook naar bladzijdes 31 en 75 van het AIDA-rapport. [3] Eiser vreest in België het risico te lopen om zonder inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag teruggestuurd te worden naar zijn land van herkomst. Verder vreest eiser geen medische behandeling te krijgen in België. In het aanvullend beroepschrift stelt eiser dat hij, gelet op zijn gezondheid, als bijzonder kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt. Hij beroept zich op het arrest Tarakhel [4] en is van mening dat verweerder aanvullende garanties moet verkrijgen van de Belgische autoriteiten voor het verkrijgen van opvang, voorzieningen en medische hulp.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming.
5. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat er geen beletselen zijn om eiser over te dragen aan België. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn ook van toepassing zijn op de asielprocedure in België. Dat betekent dat er van uit kan worden gegaan dat eiser niet zal worden blootgesteld aan refoulement en dat eiser aanspraak maakt op opvangvoorzieningen, inclusief medisch noodzakelijke zorg.
6. In algemene zin mag verweerder ten opzichte van België uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Hierin is eiser niet geslaagd.
7. Eiser heeft allereerst niet met documenten aannemelijk gemaakt dat de asielprocedure of de opvangvoorzieningen in België zodanige structurele tekortkomingen vertonen dat overdracht zal leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM [5] of artikel 4 van het Handvest. [6] Het door eiser overgelegde internetartikel van 1 juni 2022 en de verwijzing naar het AIDA-rapport zijn hiervoor niet voldoende. Het artikel en het rapport maken weliswaar melding van capaciteitsproblemen in de asielopvang in België, maar verder blijkt ook dat asielzoekers hun recht op opvang via de rechter kunnen afdwingen. Hiermee is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat België zijn internationale verplichtingen niet naleeft.
8. Eisers verklaringen rechtvaardigen evenmin het gegronde vermoeden dat België zijn verplichtingen jegens asielzoekers niet nakomt. Eiser heeft verklaard dat hij eerder in België opvang heeft gehad, maar dat hij de asielopvang uit eigen beweging heeft verlaten. Uit eisers verklaringen volgt niet dat hij daarna tevergeefs heeft geklaagd over het ontbreken van opvang, hetgeen wel van hem mocht worden verwacht. Voor zover eiser heeft gewezen op zijn medische situatie stelt de rechtbank met verweerder vast dat eiser zijn gezondheidsklachten op geen enkele wijze heeft onderbouwd met documenten. Indien er vanuit zou moeten worden gegaan dat eiser extra kwetsbaar is vanwege zijn gezondheid, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in België geen toegang zal krijgen tot noodzakelijke medische zorg. Uit eisers verklaringen volgt dat hij in België medisch is onderzocht en dat hij België heeft verlaten omdat de voortgang in de medische behandeling in België hem te langzaam was. Niet is gebleken dat eiser hierover in België heeft geklaagd.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.AIDA Country Report Belgium Update 2021.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.