ECLI:NL:RBDHA:2023:18465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
NL23.26656
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Dit besluit volgde op een voornemen dat op 3 juli 2023 werd gecommuniceerd. Eiser heeft zijn zienswijze ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om de beslissing uit te stellen tot de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak doet in een soortgelijke zaak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 waarin werd geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank maakt de overwegingen van deze eerdere uitspraak tot de hare en wijst de beroepsgronden van eiser af, waaronder de verwijzing naar asielgerelateerde gronden en het recht op gezinsleven onder het EVRM. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26656

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 29 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.26657), 24 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Eiser heeft verzocht om de beslissing op zijn beroep uit te stellen totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak heeft gedaan in een soortgelijke zaak. Aangezien deze rechtbank en zittingsplaats zich al heeft uitgelaten over deze kwestie en de rechtbank de taak heeft om in eerste aanleg te oordelen, ziet de rechtbank hiervoor geen aanleiding en wijst het verzoek van eiser af.
4. De rechtbank zal het beroep van eiser ongegrond verklaren en overweegt daartoe het volgende.
Bevoegdheid van verweerder, rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en de voornemenprocedure
5. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiser valt, te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat verweerder kan volstaan met de voornemenprocedure en geen individueel gehoor hoeft af te nemen. [3]
5.1.
De rechtbank stelt vast dat een deel van eisers beroepsgronden eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder en de onrechtmatigheid van het besluit wegens schending van de Richtlijn. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2023 en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare.
5.2.
Eisers verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2023:3349) en het artikel van mr. dr. C.A.F.M. Grütters baat hem niet. De rechtbank is bekend met deze uitspraak en het artikel, maar volgt in eisers zaak de lijn die deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 30 oktober 2023 heeft uitgezet.
Asielgerelateerde gronden
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet terug kan naar zijn land van herkomst en heeft in dat verband verschillende omstandigheden naar voren gebracht.
6.1.
Deze beroepsgrond treft naar het oordeel van de rechtbank in deze procedure geen doel. Eisers betoog betreft een asielgerelateerd relaas dat in deze procedure niet ter beoordeling voorligt. Voor zover eiser heeft bedoeld een beroep te doen op het recht op gezins- dan wel privéleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), kan na een inhoudelijke beoordeling van zijn (lopende) asielprocedure worden getoetst aan artikel 8 van het EVRM.
7. Hetgeen overigens is aangevoerd kan evenmin afdoen aan het besluit de tijdelijke bescherming te beëindigen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.