In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser, die zijn aanvraag had ingediend op basis van bedreigingen door de gewelddadige cult Black Aye Axe en ervaringen van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag heeft afgewezen, omdat de bedreigingen door de cult niet geloofwaardig werden geacht. De eiser had verklaard dat hij bedreigd werd door leden van de cult, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De staatssecretaris had terecht opgemerkt dat eiser geen documenten had overgelegd die zijn verhaal konden staven, zoals overlijdensakten van zijn familieleden of andere relevante bewijsstukken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zorgvuldig had gehandeld door de aanvraag af te wijzen en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen had voor de cult.
Daarnaast werd het relaas van de eiser over mensenhandel niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat er geen reële vrees voor mensenhandel bestond bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat de medische situatie van de eiser en de mogelijkheden voor noodzakelijke medische behandeling in Nigeria voldoende waren afgewogen. De rechtbank heeft de beroepen van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit in stand blijven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zouden opleveren.