ECLI:NL:RBDHA:2023:18449
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvragen zijn op 19 januari 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn werd verlengd tot 19 juli 2022, maar er is geen besluit genomen. Eisers hebben de staatssecretaris op 16 december 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 9 februari 2023 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvragen van eisers. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eisers ter hoogte van € 418,50 en het griffierecht van € 184.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.