ECLI:NL:RBDHA:2023:18318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
NL23.33376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de vreemdelingenbewaring van een Marokkaanse eiser met onvoldoende medewerking aan uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de vreemdelingenbewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 april 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Op 18 oktober 2023 werd deze maatregel met maximaal twaalf maanden verlengd, wat de eiser betwistte. De rechtbank heeft de zaak op 30 oktober 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de gronden voor de bewaring nog steeds van toepassing waren. De eiser had niet aangetoond dat hij voldoende meewerkte aan zijn uitzetting naar Marokko, aangezien hij weigerde een vrijwilligersbrief te schrijven, wat noodzakelijk was voor de Marokkaanse autoriteiten om een laissez-passer af te geven. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er nog steeds zicht op uitzetting was, ondanks de weigering van de eiser om de vrijwilligersbrief te schrijven. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging door de staatssecretaris correct was uitgevoerd en dat er geen sprake was van een motiveringsgebrek.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking van de eiser aan de uitzettingsprocedure en de rol van de staatssecretaris in het waarborgen van de openbare orde en veiligheid.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33376
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

Inleiding

Op 26 april 2023 heeft verweerder (de staatssecretaris) eiser in vreemdelingenbewaring (bewaring) gesteld, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel van bewaring duurt nog voort.
Op 18 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd (het verlengingsbesluit), ingaande op 23 oktober 2023.
Eiser is niet eens met het verlengingsbesluit en heeft beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1998.
De grondslag en de gronden van het verlengingsbesluit
2. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 26 april 2023 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Vervolgens staat in het verlengingsbesluit dat de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van
het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) ten grondslag liggen aan het besluit tot verlenging van de bewaringstermijn:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven; 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten; 3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer of aan zijn verplichting tot vertrek naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid; 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld; 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
3. Eiser heeft niet betwist dat de gronden voor de bewaring nog steeds van toepassing zijn. Eiser heeft aangevoerd dat uit de vertrekgesprekken blijkt dat hij wil meewerken aan een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten en dat hij contact heeft gehad met de IOM en het Marokkaanse consulaat. Omdat eiser voldoende meewerkt, biedt artikel 59, zesde lid, van de Vw de staatssecretaris geen grondslag om de maatregel van bewaring te verlengen.
4. Voor zover eiser hiermee heeft bedoeld te stellen dat er geen risico is dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken en/of dat hij (de voorbereiding van) zijn vertrek of uitzetting niet ontwijkt of belemmert, volgt de rechtbank eiser niet. Uit de vertrekgesprekken blijkt dat eiser heeft geweigerd om een zogenoemde vrijwilligersbrief te schrijven voor de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij andere inspanningen heeft verricht om zijn uitzetting naar Marokko te bespoedigen, bijvoorbeeld gericht op het verkrijgen van identificerende documenten. De rechtbank is ook overigens van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan het verlengingsbesluit kunnen dragen.
Het zicht op uitzetting
5. Eiser voert aan dat er in zijn geval geen zicht op uitzetting is naar Marokko, omdat hij zal blijven weigeren de vrijwilligersbrief te schrijven. Dit heeft als gevolg dat hij niet gepresenteerd kan worden bij de Marokkaanse autoriteiten en zij geen laissez-passer (lp) voor hem zullen afgegeven.
6. De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel verstrekken de Marokkaanse autoriteiten lp’s voor vreemdelingen die dienen te worden uitgezet naar Marokko. Dat eiser weigert om een vrijwilligersbrief te schrijven, maakt niet dat er in zijn geval geen zicht op
uitzetting is. Eiser is namelijk verplicht om volledig mee te werken aan zijn uitzetting naar Marokko.1 Van eiser kan daarom worden verlangd dat hij de vrijwilligersbrief schrijft.
Zolang eiser dit weigert en dit de voortgang van zijn uitzetting zou vertragen, is dit geheel aan hemzelf te wijten. Omdat eiser niet (volledig) meewerkt, kan om die reden al niet worden geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting is. Eiser mag bovendien aan het schrijven van de vrijwilligersbrief niet de voorwaarde verbinden dat er vervolgens binnen een maand een lp wordt verstrekt. De staatssecretaris is op dat punt namelijk afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten. In deze zaak is ook van belang dat de Marokkaanse autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben geven geen lp te zullen verstrekken voor eiser en dat de staatssecretaris blijkens de voortgangsrapportage regelmatig rappelleert, ook op zaaksniveau. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging / lichter middel
7. Eiser voert aan dat in het verlengingsbesluit onvoldoende is gemotiveerd waarom het belang van de staatssecretaris bij de bewaring aanmerkelijk groter is dan het belang van eiser.
8. De rechtbank oordeelt als volgt. De gronden voor de bewaring zijn nog steeds van toepassing. Uit deze gronden volgt dat er nog steeds een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Uit het verlengingsbesluit blijkt dat de staatssecretaris een verzwaarde belangenafweging heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft daarbij betrokken dat de lp-aanvraag door de Marokkaanse autoriteiten in onderzoek is genomen en eiser tot nu toe geen (volledige) medewerking heeft verleend aan zijn uitzetting. Eiser heeft zelf geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waardoor de bewaring voor hem onevenredig bezwarend zou zijn geworden. Op basis hiervan heeft de staatssecretaris de belangenafweging terecht in het nadeel van eiser uit laten vallen en heeft hij niet hoeven volstaan met het opleggen van een lichter middel Er is geen sprake van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
9. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85 en van 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
06 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: