ECLI:NL:RBDHA:2023:18315
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, heeft beroep aangetekend tegen het besluit van 18 augustus 2023, waarin hem werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. Eiser heeft zijn zienswijze ingediend na het voornemen van verweerder om de tijdelijke bescherming te beëindigen, dat op 3 juli 2023 werd gecommuniceerd.
De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, op 24 november 2023 behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris was aanwezig. De rechtbank overweegt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin werd geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders, waaronder eiser valt, te beëindigen. De rechtbank maakt de overwegingen uit deze eerdere uitspraak tot de hare en concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak.