ECLI:NL:RBDHA:2023:18279
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het invorderingsbesluit van een dwangsom in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het invorderingsbesluit van een dwangsom van € 50.000 beoordeeld. Eiser, eigenaar van een hotel, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen omdat zijn pand niet in gebruik was als hotel, maar als huisvesting voor arbeidsmigranten, wat in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank constateert dat de begunstigingstermijn van de opgelegde last onder dwangsom was verlopen ten tijde van de controle op 7 december 2020. Eiser had ten onrechte aangenomen dat hij na de uitspraak van de voorzieningenrechter op 17 november 2020 nog vier weken had om aan de last te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de voorzieningenrechter de begunstigingstermijn niet had verlengd en dat eiser had moeten begrijpen dat de termijn tot 15 oktober 2020 liep. Hierdoor was de dwangsom verbeurd en kon verweerder overgaan tot invordering.
Eiser voerde aan dat verweerder ten onrechte het volledige bedrag had ingevorderd, omdat hij had geprobeerd te voldoen aan de last en het pand op 10 december 2020 leeg was. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van invordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.