Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
Inleiding
6 januari 2021. Bij besluit van 7 februari 2022 (het primaire besluit II) zijn de aan eiseres van 6 januari 2021 tot en met 7 november 2021 betaalde voorschotten ZW-uitkering (in totaal € 15.322,56) teruggevorderd. Het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar is bij het besluit van 24 augustus 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit.
Beoordeling door de rechtbank
7 november 2021 heeft teruggevorderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
15 december 2021 (onderzoeksrapport).
1 januari 2021. Eiseres heeft geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat eiseres in die periode persoonlijk arbeid heeft verricht voor [bedrijfsnaam 1] . Daarmee wordt niet voldaan aan één van de drie criteria voor het aannemen van een (privaatrechtelijk) dienstverband. Eiseres kan daarom niet als verzekerde in de zin van de ZW worden aangemerkt en heeft geen recht op een ZW-uitkering vanaf 6 januari 2021.
31 oktober 2020 (€ 2.300), op 8 december 2020 (€ 800), op 5 januari 2021 (€ 1.500) en op
5 januari 2021 (€ 300). Het doel van de geldopnames is niet duidelijk. De door eiseres overlegde factuur met betrekking tot een reparatie van de auto (€ 1.700) verklaart niet het totale bedrag van deze opnames. Tot slot staat de bij de belastingdienst opgegeven omzet voor de omzetbelasting (€ 15.244) over de periode oktober tot en met december 2020 niet in verhouding tot de loonkosten van eiseres in diezelfde periode (€ 11.835).