ECLI:NL:RBDHA:2023:18106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na inwilliging asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om vergoeding van proceskosten in het kader van een asielprocedure. Verzoekster had eerder een aanvraag om uitstel van vertrek ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van beroep tegen deze afwijzing, heeft de staatssecretaris op 8 februari 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Verzoekster trok daarop haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten, omdat zij van mening was dat het bestreden besluit onrechtmatig was.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank stelde vast dat de intrekking van het beroep het gevolg was van de inwilliging van de asielaanvraag, waardoor verzoekster geen belang meer had bij haar aanvraag om uitstel van vertrek. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet onrechtmatig was, omdat het bestuursorgaan zijn standpunt niet had herzien en er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te concluderen dat het bestreden besluit onjuist of onrechtmatig was genomen. De uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.