ECLI:NL:RBDHA:2023:18106

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
NL22.21680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na inwilliging asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om vergoeding van proceskosten in het kader van een asielprocedure. Verzoekster had eerder een aanvraag om uitstel van vertrek ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van beroep tegen deze afwijzing, heeft de staatssecretaris op 8 februari 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Verzoekster trok daarop haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten, omdat zij van mening was dat het bestreden besluit onrechtmatig was.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank stelde vast dat de intrekking van het beroep het gevolg was van de inwilliging van de asielaanvraag, waardoor verzoekster geen belang meer had bij haar aanvraag om uitstel van vertrek. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet onrechtmatig was, omdat het bestuursorgaan zijn standpunt niet had herzien en er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te concluderen dat het bestreden besluit onjuist of onrechtmatig was genomen. De uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21680

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Fitters).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft op 24 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft bij besluit van 8 februari 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft op 10 februari 2023 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verzoekster heeft een reactie op het verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is geen sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit neemt op andere gronden dan door de indiener aangevoerd of vanwege gewijzigde omstandigheden. [1]
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het inwilligen van de asielaanvraag van verzoekster niet tot gevolg heeft dat het bestreden besluit onjuist was of onrechtmatig is genomen. Er is daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Verzoekster voert daartegen aan dat zij geen aanvraag om uitstel van vertrek had ingediend in het geval verweerder haar asielaanvraag eerder had ingewilligd. Verder stelt verzoekster dat de kans groot was dat haar beroep tegen het bestreden besluit gegrond zou worden verklaard.
4. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van het beroep het gevolg is van de inwilliging van de asielaanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft immers geen belang meer bij haar aanvraag om uitstel van vertrek, omdat zij inmiddels een verblijfsrecht heeft. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder het bestreden besluit niet heeft ingetrokken of heeft gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze omstandigheden niet worden geconcludeerd dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Er is daarom geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Dat verzoekster geen aanvraag om uitstel van vertrek had ingediend als de asielaanvraag eerder was ingediend maakt dit niet anders, omdat het daarbij gaat om een ander besluit in een andere procedure en hieruit niet kan worden afgeleid dat het bestreden besluit onrechtmatig is genomen. Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt om die reden als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van 31 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:676 en van 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1084.