ECLI:NL:RBDHA:2023:18034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door referent [Naam], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 5 oktober 2022 ingediend, en de staatssecretaris had uiterlijk op 3 april 2023 een besluit moeten nemen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 4 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 1 augustus 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en dat de gronden van beroep tijdig zijn aangevuld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven en heeft op grond van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twintig weken opgelegd waarbinnen de staatssecretaris alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de staatssecretaris aan eiseres €1.442 aan bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is, omdat de maximale termijn voor het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom is verstreken.
Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op €418,50, en het betaalde griffierecht van €184 moet door de staatssecretaris aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.