ECLI:NL:RBDHA:2023:18033
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een opvolgende asielaanvraag had ingediend, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank heeft het beroep behandeld en vastgesteld dat het besluit van 13 oktober 2021 door de staatssecretaris was ingetrokken. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor het beroep tegen dit besluit, en werd het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn aanvraag op 1 augustus 2018 ingediend, en de rechtbank had eerder in een uitspraak van 10 augustus 2020 bepaald dat de staatssecretaris opnieuw op deze aanvraag moest beslissen. De beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven door de Vreemdelingenwet, was inmiddels verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser werd ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 1.674. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.