ECLI:NL:RBDHA:2023:18022
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrond beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 16 mei 2023 een beroepschrift ingediend tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig een beslissing heeft genomen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Verweerder stelde in zijn verweerschrift dat eiseres geen beroepsgronden had ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende gronden had gepresenteerd, waaronder een ingebrekestelling van 22 oktober 2022. De rechtbank concludeerde dat het beroep ontvankelijk was en kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit moet nemen, maar deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.