ECLI:NL:RBDHA:2023:17966

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
09/130795-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsbelediging tijdens demonstratie tegen islamisering

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 januari 2023 tijdens een demonstratie in Den Haag zich beledigend heeft uitgelaten over moslims. De verdachte, voorman van een protestbeweging tegen de islamisering van Europa, heeft tijdens deze demonstratie de Koran verscheurd en beledigende opmerkingen gemaakt over de islam en haar aanhangers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de verdachte beledigend waren en dat deze gericht waren tegen een groep mensen op basis van hun godsdienst, wat in strijd is met artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging en dat zijn uitlatingen niet konden worden gerechtvaardigd door de vrijheid van meningsuiting, omdat ze onnodig grievend waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarbij de ernst van de belediging en de impact op de moslimgemeenschap zwaar hebben meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/130795-23
Datum uitspraak: 23 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 9 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Nijkerk en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te 's-Gravenhage, zich in het openbaar mondeling,
opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims,
wegens hun godsdienst en/of levensovertuiging,
door tijdens een demonstratie voor het tijdelijke Tweede Kamergebouw te zeggen/roepen:
"Wanneer ik de Koran aan flarden wil scheuren, dan moet dat gewoon kunnen. Fascistisch boek. Het is net zo erg als de Mein Kampf. Aanhangers volgen dezelfde ideologie als Hitler. En iedereen weet waar dat toe geleid heeft in ons land",
althans woorden van gelijke aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte is de voorman van de Nederlandse afdeling van ‘ [organisatie] , een protestbeweging die zich verzet tegen wat zij de ‘islamisering’ van Europa noemt. In die hoedanigheid heeft hij op 22 januari 2023 voor het tijdelijke Tweede Kamergebouw in Den Haag een demonstratie gehouden.
Deze demonstratie is gefilmd en via diverse kanalen in de (sociale) media verschenen. Naar aanleiding van de handelingen en uitlatingen van de verdachte tijdens de demonstratie, hebben zes moskeevoorzitters aangifte gedaan van (onder meer) groepsbelediging.
De verdachte vindt niet dat hij iets strafbaars heeft gedaan.
De rechtbank moet nu de vraag beantwoorden of de verdachte tijdens voornoemde demonstratie een groep heeft beledigd.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 februari 2023, voor zover
inhoudende (p. 3 en 4):
Op 22 januari 2023 verscheurt [verdachte] de Koran tijdens een demonstratie voor het tijdelijke Tweede Kamer gebouw. Deze demonstratie is gefilmd en via diverse sociale media kanalen verschenen. Dit proces-verbaal betreft een letterlijke uitwerking van dit filmpje.
Op het filmpje is [verdachte] te zien. Hij heeft in zijn handen een hardcopy van de Koran. In het filmpje is te zien dat hij deze Koran verscheurt en vervolgens met zijn voeten vertrapt. Hij zegt daarbij het volgende:
"En ik vind gewoon dat dat moet kunnen in Nederland. Dat je gewoon een Koran, wat een fascistisch boek is, dat je zegt: "Ik scheur dat gewoon aan flarden". Wanneer ik de Koran aan flarden wil scheuren dan moet dat gewoon kunnen."
Op het filmpje is te zien dat [verdachte] door diverse personen dan wel journalisten wordt gefotografeerd. Ook is te zien dat er politieagenten in zijn nabijheid staan.
[verdachte] vervolgt zijn verhaal:
"Fascistisch boek. Het is net zo erg als de Mein Kampf. De aanhangers volgen dezelfde ideologie als Hitler. En iedereen weet waar dat toe geleid heeft in ons land."
Nadat hij de Koran verscheurd heeft, gaat hij op de verscheurde pagina’s, die op de grond liggen, staan en zegt hij: “nu gaan we hier nog even op dansen ook.”
2. Een geschrift, te weten een brief van advocaat mr. A. Çinar van 28 maart 2023 bevattende de aangifte tegen de verdachte, voor zover inhoudende:
Tot mij hebben zich de onderstaande personen en rechtspersonen gewend met het verzoek om namens hen aangifte te doen van belediging.
1. [aangever 1] , namens zichzelf en namens de [naam 7] ;
2. [aangever 2] , namens zichzelf en namens de [naam 8] ;
3. [aangever 3] namens zichzelf en namens de [naam 9] ;
4. [aangever 4] , namens zichzelf en namens de [naam 10] ;
5. [aangever 5] , namens zichzelf en namens de [naam 11] ;
6. [aangever 6] , namens zichzelf en namens de [naam 12] .
Op 22 januari 2023 heeft [verdachte] zijn recht om te demonstreren uitgeoefend. Tijdens het demonstreren heeft [verdachte] twee exemplaren van de koran en public verscheurd. Tevens heeft hij op het heilige geschrift gestampt.
Naast deze handelingen heeft [verdachte] geroepen:
"(..) Dat de koran een fascistisch boek is.(..) De koran heeft hier in Nederland niets te zoeken.(..) Een fascistisch boek.(..) Het is net zo erg als de Mein Kampf. De aanhangers volgen dezelfde ideologie als Hitler. ledereen weet waar dat naartoe geleid heeft in ons land. (..)"
[verdachte] stelt dat aanhangers van de Koran, met andere woorden moslims, dezelfde ideologie volgen als Hitler. Dit is een bizarre, beledigende en onjuiste vergelijking tussen moslims en een nazi. Met deze uitspraak stelt [verdachte] dat moslims dezelfde verwerpelijke ideologie van Hitler volgen. [verdachte] gaat zelfs verder. Hij suggereert dat moslims uiteindelijk genocide zullen plegen (
iedereen weet waar dat naartoe geleid heeft in ons land).
Met deze uitlatingen informeert [verdachte] het publiek bewust onjuist om moslims en de islam in een kwaad daglicht te zetten. Tevens beledigt de [verdachte] moslims door te stellen dat moslims dezelfde ideologie van Hitler volgen. Zoals gezegd, een verwerpelijke uitspraak.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Inleiding
Op basis van de feiten en omstandigheden die blijken uit voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 22 januari 2023 in het openbaar, namelijk tijdens een demonstratie die plaatsvond voor het tijdelijke Tweede Kamergebouw in Den Haag, mondeling de volgende uitlatingen heeft gedaan:
“Wanneer ik de Koran aan flarden wil scheuren dan moet dat gewoon kunnen. Fascistisch boek. Het is net zo erg als Mein Kampf. Aanhangers volgen dezelfde ideologie als Hitler.
En iedereen weet waar dat toe geleid heeft in ons land.”
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of deze uitlatingen op grond van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar zijn.
3.4.2
Juridisch kader
Artikel 10, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) garandeert een ieder in Nederland – kort gezegd – het recht op vrije meningsuiting. Het tweede lid van dit artikel bepaalt vervolgens dat aan dit recht wel bepaalde beperkingen kunnen worden gesteld. Deze beperkingen moeten bij wet geregeld zijn en noodzakelijk zijn om in een democratische samenleving onder meer de goede naam of de rechten van anderen te beschermen.
Artikel 137c Sr, waarin groepsbelediging strafbaar is gesteld, is te zien als een dergelijke beperking op de vrijheid van meningsuiting. Voor het antwoord op de vraag of een concrete uitlating op basis van artikel 137c Sr strafbaar is en een beperking van het recht op vrije meningsuiting dus is toegestaan, heeft de Hoge Raad een toetsingskader gegeven [2] .
Uit dat toetsingskader volgt dat acht dient te worden geslagen op de vraag of de bewoordingen van die uitlating in de context waarin zij is gedaan, beledigend is voor een groep. Verder dient te worden beoordeeld of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publieke debat of een uiting is van artistieke expressie. Indien daarvan sprake is, dient tot slot te worden beoordeeld of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is.
3.4.3
Is de uitlating naar haar bewoordingen en/of gelet op de context beledigend voor een groep?
Juridisch kader
Een uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. Dat betekent dat onder het zich beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst, als bedoeld in artikel 137c, lid 1, Sr, moet worden verstaan het zich krenkend uitlaten over een groep mensen omdat die groep een bepaalde godsdienst aanhangt. Het gaat er daarbij om dat men de mensen behorend tot die groep collectief treft in wat voor die groep kenmerkend is, namelijk hun godsdienst, en hen beledigt, juist omdat zij tot die godsdienst behoren. De enkele omstandigheid dat grievende uitlatingen over een godsdienst, zoals “stop het gezwel dat Islam heet”, ook de aanhangers van die godsdienst krenken, is niet voldoende om te zeggen dat die uitlatingen over een groep zijn gedaan. [3]
Beoordeling
Met zijn uitlatingen heeft de verdachte gesteld dat aanhangers van de Koran dezelfde ideologie volgen als Hitler, waarvan iedereen weet waartoe die heeft geleid. Naar algemeen spraakgebruik moeten als ‘aanhanger van de Koran’ moslims worden opgevat. Een feit van algemene bekendheid is immers dat voor moslims in het algemeen de Koran het belangrijkste geschrift is binnen hun geloofsovertuiging. De uitlatingen moeten dan ook geacht gericht te zijn geweest tegen alle moslims en niet – zoals de verdachte tijdens zijn politieverhoor heeft verklaard – alleen tegen salafisten, wat daar verder ook van zij.
Door moslims te vereenzelvigen met nationaalsocialisten, nazi’s, en te suggereren dat moslims mogelijk soortgelijke gruweldaden zullen plegen als nazi’s, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank een groep mensen, namelijk moslims, bij het publiek in een kwaad daglicht gesteld en hun eer en goede naam aangetast enkel en alleen op basis van hun geloof. De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van de verdachte, alleen al naar hun bewoordingen bezien, beledigend zijn voor moslims.
Het beledigende karakter van deze uitlatingen wordt verder versterkt door de context waarin de verdachte deze uitlatingen heeft gedaan. Terwijl de verdachte zijn woorden uitsprak, scheurde hij immers een exemplaar van de Koran aan flarden en daarna is hij op de door hem uitgescheurde pagina’s van de Koran gaan staan. De rechtbank merkt op dat deze feitelijke handelingen – hoewel deze door velen als kwetsend, choquerend of verontrustend kunnen worden ervaren – op zichzelf bezien niet strafbaar zijn. Dat neemt echter niet weg dat ze een versterkende werking hebben gehad op de beledigende woorden van de verdachte.
Concluderend acht de rechtbank dan ook bewezen dat de uitlatingen van de verdachte zowel naar hun bewoordingen als binnen de context waarin zij zijn gedaan, beledigend zijn voor aanhangers van de Koran, moslims.
3.4.4
Kunnen de uitlatingen in de context waarin zij zijn gedaan, een bijdrage leveren aan het publiek debat?
Nu is vastgesteld dat de tenlastegelegde uitlatingen van de verdachte op 22 januari 2023 op zichzelf beledigend zijn in de zin van artikel 137c Sr, moet worden beoordeeld of een context aanwezig is die het strafbare karakter van de uitlatingen kan wegnemen.
Juridisch kader
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage kan leveren aan of dienstig kan zijn aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt. De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van de verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 EVRM. Daarbij geldt dat aan deelnemers aan het publieke debat die geen politicus zijn, niet het aan artikel 10 EVRM ontleende recht kan worden ontzegd om binnen de hiervoor aangeduide grenzen over zaken van algemeen belang een mening te uiten die door anderen als kwetsend, choquerend of verontrustend kan worden ervaren. [4]
Beoordeling
De verdachte heeft de ten laste gelegde uitlatingen gedaan tijdens een demonstratie van de Nederlandse afdeling van [organisatie] , zoals gezegd een protestbeweging die zich verzet tegen wat zij de ‘islamisering’ van Europa noemt. Dit laatste betreft een regelmatig terugkerend onderwerp in het publieke debat. De vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren zijn belangrijke kernwaarden in een democratische rechtsstaat. Het deelnemen aan een openbare demonstratie is een aangewezen manier voor burgers om in het publieke debat een mening te uiten over bepaalde ontwikkelingen in de maatschappij.
Hoewel de uitlatingen van de verdachte zonder meer beledigend voor moslims zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat zij in de context waarin ze zijn gedaan, geen bijdrage kunnen leveren aan het maatschappelijk debat. Dit betekent dat deze context het beledigende karakter van de uitlatingen van de verdachte zou kunnen wegnemen, maar alleen als de uitlatingen niet onnodig grievend zijn. Dat is dan ook het laatste aspect dat de rechtbank in het kader van de bewijsbeoordeling moet beoordelen.
3.4.4.
Zijn de uitlatingen van de verdachte onnodig grievend?
De verdachte heeft, zoals eerder overwogen, zijn uitlatingen gedaan tijdens een demonstratie in zijn hoedanigheid van voorman van de Nederlandse afdeling van [organisatie] . [organisatie] strijdt tegen wat zij de ‘islamisering’ van Europa noemt.
De rechtbank ziet niet in waarom het in het kader van dat debat nodig was om naast het verscheuren van de Koran en het staan op de verscheurde pagina’s - hetgeen op zichzelf nog als toegestane geloofskritiek zou kunnen worden gezien -, vervolgens ook nog eens, in die context, alle moslims over één kam te scheren door hen gelijk te stellen aan nazi’s en daarbij te suggereren dat zij de gruweldaden van de nazi’s in Nederland wel eens zouden kunnen gaan herhalen. Nog los van het feit dat voor een dergelijke vrees geen grond lijkt te bestaan, bestonden er voor de verdachte talloze andere manieren om het door hem gewenste debat over de invloed van de Islam in Europa of in Nederland te voeren, zonder daarbij een grote groep mensen op dusdanige wijze te kwetsen.
De rechtbank kan dan ook niet anders concluderen dan dat de uitlatingen van de verdachte, binnen de hiervoor beschreven context, alleen bedoeld waren om moslims op een grove manier te kwetsen en aldus onnodig grievend zijn geweest.
3.4.5.
Conclusie
De slotsom is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging in de zin van artikel 137c, lid 1, Sr.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 22 januari 2023 te 's-Gravenhage, zich in het openbaar mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims, wegens hun godsdienst, door tijdens een demonstratie voor het tijdelijke Tweede Kamergebouw te zeggen/roepen:
"Wanneer ik de Koran aan flarden wil scheuren, dan moet dat gewoon kunnen. Fascistisch boek. Het is net zo erg als de Mein Kampf. Aanhangers volgen dezelfde ideologie als Hitler. En iedereen weet waar dat toe geleid heeft in ons land".

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 700,-, subsidiair veertien dagen hechtenis, waarvan € 350,-, subsidiair zeven dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging van moslims door te stellen dat zij dezelfde ideologie aanhangen als Hitler en te suggereren dat zij mogelijk soortgelijke gruweldaden in Nederland zullen gaan plegen als de nazi’s hebben gedaan. Terwijl de verdachte deze uitlatingen deed heeft hij een exemplaar van de Koran verscheurd en is hij op de uitgescheurde pagina’s van de Koran gaan staan. Hoewel laatstgenoemde feitelijke handelingen op zichzelf niet strafbaar waren, hebben deze wel bijgedragen aan het beledigende karakter van de uitlatingen van de verdachte en werken zij daarom in strafverzwarende zin mee.
Door dit te zeggen, terwijl er een camera op hem was gericht, heeft de verdachte moslims openlijk in diskrediet gebracht en zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging. Uit de aangifte blijkt dat meerdere vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap zich ook daadwerkelijk en ernstig aangetast voelden in hun eer en goede naam. De rechtbank is van oordeel dat voor uitlatingen zoals door de verdachte zijn gedaan, geen plaats is in de Nederlandse maatschappij waarin vrijheid van geloof en gelijkheid tot de belangrijkste kernwaarden behoren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 27 september 2023, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en de strafmaat aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een geldboete geen recht doet aan de ernst van het feit waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt. Een geldboete is in de regel een passende straf voor een eenvoudige belediging. De verdachte heeft met zijn uitlatingen evenwel een zeer grote groep mensen moedwillig gekwetst en hen geraakt in iets dat voor hen zeer persoonlijk en wezenlijk is. Daarbij past naar het oordeel van de rechtbank enkel het opleggen van een taakstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 40 uren passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
groepsbelediging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
40 (veertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
20 (twintig) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.E. Perquin, voorzitter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr.drs. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie Eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (deels doorgenummerd, pagina 1 t/m 11).
2.HR 16 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3583).
3.Hoge Raad 10-03-2009 (ECLI:NL:HR:2009:BF0655).
4.Hoge Raad 18-10-2022 (ECLI:NL:HR:2022:1468).